Terug
Gepubliceerd op 18/05/2022

2022_CBS_00494 - OMV - Vergunning - De Drij Dreven 14 - 2021/00361 - Goedkeuring

College van burgemeester en schepenen
di 10/05/2022 - 13:30 schepenzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johny De Raeve, burgemeester; Bram De Raeve, 1ste schepen; Frederick Vandeput, 2de schepen; Johan Vanhoyland, 3de schepen; Frank Vandebeek, 4de schepen; Johan Schraepen, 5de schepen; Ria Hendrikx, voorzitter BCSD; Bart Telen, Algemeen directeur

Secretaris

Bart Telen, Algemeen directeur
2022_CBS_00494 - OMV - Vergunning - De Drij Dreven 14 - 2021/00361 - Goedkeuring 2022_CBS_00494 - OMV - Vergunning - De Drij Dreven 14 - 2021/00361 - Goedkeuring

Motivering

Feiten context en argumentatie

STEDENBOUWKUNDIG EN MILIEUTECHNISCH advies - verslag GEMEENTELIJKE omgevingsambtenaar

De aanvraag betreft het aanleggen van een zwemvijver met plantenzone en een terras, het bouwen van een  poolhouse, de regularisatie van verhardingen en plaatsen van een droogzuiging voor uitgraving van de zwemvijver.

De aanvraag werd op 18/12/2021 ontvangen.

Op 10/01/2022 werd aanvullende informatie opgevraagd.

Op 28/01/2022 werd de gevraagde aanvullende informatie aangeleverd.

Op 02/02/2022 werd de aanvraag ontvankelijk en volledig verklaard.

De gewone vergunningsprocedure wordt gevolgd.

Er werd een openbaar onderzoek gehouden, lopende van 12/02/2022 tot en met 13/03/2022, gesloten met 0 bezwaarschriften.

HISTORIEK VAN HET EIGENDOM WAAROP DE AANVRAAG BETREKKING HEEFT

Stedenbouwkundig

  • 7204.V.04/06: verkavelingsvergunning op 29/11/2004 voor het verkavelen van gronden voor 10 loten voor residentieel gebruik;
  • 2005/10080: stedenbouwkundige vergunning op 28/11/2005 voor het bouwen van een eengezinswoning;
  • 2021/00292: omgevingsaanvraag stedenbouwkundige handelingen en exploitatie op 10/10/2021 voor een zwemvijver en moeraszone, de droogzuiging voor de aanleg ervan en voor een overdekt terras en open terras – onvolledig verklaard op 08/11/2021;

Uit de gegevens waarover de gemeente beschikt, blijkt niet dat voor het voorwerp van de aanvraag een PV is opgesteld noch dat een meerwaarde werd opgelegd of dat op het goed een vonnis of arrest rust. 

Uit het aanvraagdossier en de gegevens waarover de gemeente beschikt (luchtfoto…) blijkt dat op het perceel van de aanvraag handelingen werden verricht, waarvoor geen vergunning verleend werd. Het betreft de aanleg van verhardingen.

Deze wederrechtelijk uitgevoerde handelingen werden opgenomen in de huidige aanvraag als te regulariseren of te verwijderen.

Milieu

Volgende milieumeldingen werden aangevraagd op het perceel:

  • 2021/00266MM: melding  op 07/09/2021 voor een droogzuiging voor de aanleg van een zwembad – ingetrokken op 13/09/2021 wegens foutieve indiening;
  • 2021/00269MM: melding op 13/09/2021 voor een droogzuiging voor de aanleg van een zwembad – stopgezet op 28/09/202, geen aktename mogelijk;

Het perceel is niet opgenomen in het Grondeninformatieregister.

Op datum werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd met volgende conclusie.

OPENBAAR ONDERZOEK

Overeenkomstig artikel 17 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hoofdstuk 3 Toepassingsgebied van de gewone en vereenvoudigde procedure, artikels 11 t.e.m. 14 van het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning, werd dit dossier volgens de gewone procedure behandeld.

Er werd bijgevolg een openbaar onderzoek gehouden.

Het openbaar onderzoek werd georganiseerd van 12/02/2022 tot en met 13/03/2022.

Er werden geen bezwaren ingediend.

ADVIEZEN

Provinciale dienst Water & Domeinen

Fluvius

Dienst Patrimonium

MILIEUEFFECTENRAPPORTAGE

De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van bijlage I, II en III van het besluit inzake projectmilieueffectrapportage van 10 december 2004 en latere wijzigingen.

STEDENBOUWKUNDIG ADVIES

TOETSING AAN DE REGELGEVING EN VOORSCHRIFTEN

OVEREENSTEMMING MET BESTEMMINGS- EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Gewestplan

Het perceel van de aanvraag is volgens het geldende gewestplan Hasselt - Genk, goedgekeurd bij Koninklijk besluit op 3 april 1979, deels gelegen in woongebied met landelijk karakter en deels gelegen in agrarisch gebied. 

De voorgestelde werken bevinden zich volledig in het woongebied met landelijk karakter.

De woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd “voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven”. Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet. Daarnaast kunnen eveneens de andere inrichtingen, voorzieningen en activiteiten, zoals in woongebied worden toegelaten (artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg, noch in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Verkaveling

Het perceel is gedeeltelijk (1ste 50m) gekend als lot 11 binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde verkaveling, waarvan de vergunning is afgeleverd op 29/11/2004 door het college van burgemeester en schepenen en gekend is onder nummer 7204.V.04/06. De verkavelingsvergunning is voor dit perceel niet vervallen. 

De kavel kreeg als bestemming een- of tweegezinswoning.

De aanvraag voldoet principieel aan de geldende bestemmingsvoorschriften maar niet aan de verkavelingsvoorschriften. 

Daarom wordt de aanvraag verder onderzocht op basis van de bepalingen zoals voorgeschreven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd door het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving (zgn. Codextrein).

De Codextrein voorziet wijzigingen met als doel het verruimen van de mogelijkheden om ruimtelijk rendement te optimaliseren en het versoepelen van procedures.

Artikel 4.3.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat de onverenigbaarheid van de aanvraag met de verkavelingsvoorschriften, binnen de omschrijving van een goedgekeurde en niet vervallen verkavelingen, ouder dan 15 jaar, niet langer een weigeringsgrond vormt voor de aanvraag.

Evenwel kan de afwijking niet worden toegestaan voor wat betreft voorschriften betreffende wegenis en openbaar groen.

De aanvraag betreft geen van deze elementen en kan dus niet geweigerd worden op basis van onverenigbaarheid met de voorschriften.

Tenslotte dient de aanvraag getoetst aan de goede ruimtelijke ordening(zie “Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening”).

AFWIJKINGEN VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

De aanvraag wijkt af van de verkavelingsvoorschriften voor wat betreft:

  • 1.5. Terreinaanleg

1.5.4. Inritten voor garages of parkeerterreinen moeten tot een minimum beperkt

worden, zowel in de lengte als in de breedte (zeker ter hoogte van de aansluiting op het

openbaar domein, waar een breedte van maximaal 3 meter toelaatbaar is).

De aanvraag voorziet in de regularisatie van een oprit van 6m, een verharde toegang van de erfdienstbare weg en een verharde berm (openbaar domein) over de volledige breedte van het perceel (20m).

Stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater

De aanvraag valt onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 en latere wijzigingen, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De aanstiplijst/plannen geven aan dat voor het nieuwe bijgebouw van 20m² en de zwemvijver met plantenzone van 44m², een infiltratievoorziening  wordt aangelegd met een capaciteit van 2700 liter en een infiltratieoppervlakte van 4,5m².

Op het inplantingsplan nieuwe toestand wordt de situering en de afmetingen aangegeven, zijnde links van het nieuwe bijgebouw over een breedte van 1m, een perceeldiepte van 4,5m en met een diepte van 0,6m.

De inhoud en oppervlakte van het geheel zijn gelijk aan de capaciteit van 2700 liter en een infiltratieoppervlakte van 4,5m².

Controle

Voor berekening van de capaciteit kan slechts het volume boven de hoogste grondwaterstand en onder in inloop genomen worden en voor de oppervlakte dienen de schuine zijden van de greppel genomen te worden. Het werkelijke volume zal dus lager zijn dan opgegeven evenals de infiltratieoppervlakte. Bijgevolg kan de opgegeven inhoud en infiltratieoppervlakte niet hetzelfde zijn als de werkelijke inhoud/ oppervlakte.

Er wordt aangegeven dat het om een infiltratiegreppel gaat doch op de doorsnede van de greppel is een uitvoering met rechte wanden en vlakke bodem aangegeven en er lijkt een opvulling van de greppel aanwezig. Indien men een grindkoffer wenst aan te leggen dient het volume van het grind uitgesloten te worden, hier kan immers geen watervolume geborgen worden.

Gelet op de nabije ligging van een overstromingsgevoelig gebied, dient men best gebruik te maken van een oppervlakte-infiltratie zoals een wadi/ greppel/ gracht.

Onder infiltratieoppervlakte wordt verstaan de som van de nuttige oppervlakken van de infiltratievoorziening. M.a.w. de nuttige oppervlakte van de voorziening waarlangs het hemelwater in de bodem kan infiltreren. 

Bovengrondse infiltratievoorziening: voor het bepalen van de infiltratieoppervlakte wordt de volledige schuine oppervlakte van het bekken (diepte meer dan 30 cm, deel boven de grondwatertafel en onder de overloop) ingerekend.

De aanleg van een infiltratiekom/infiltratieveld mag volledig vlak gebeuren en kan eenvoudig worden geïntegreerd in de groenaanplanting van het terrein. In deze gevallen kan de volledige oppervlakte van de infiltratiekom of infiltratieveld worden ingerekend. Voor de veiligheid is hierbij de aanleg van de komdiepte beperkt tot 30 cm. 

De figuren voor uitvoering kan u bekijken via :

https://www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties/code-goede-praktijk-rioleringssystemen/CGP_deel3_bronmaatregelen_actualisatie20142.pdf , artikel 3.2.4 Bepaling van de infiltratieoppervlakte.

De minimale infiltratieoppervlakte dient 2,56m² te bedragen en de opvangcapaciteit dient minimaal 1600 liter te bedragen.

Een grindkoffer is niet wenselijk omwille van geen tot moeilijk onderhoud van de voorziening.

De infiltratiecapaciteit van een infiltratievoorziening varieert in de tijd omdat afstromend hemelwater steeds een hoeveelheid slib bevat. Het effect hiervan is dat in eerste instantie al vrij vlug de bodem van quasi elke infiltratievoorziening aanslibt en min of meer waterdicht wordt. Enkel bij een oppervlakkige bovengrondse infiltratie op een verlaagd gazon zal de infiltratiesnelheid voldoende blijven door bioturbatie (onder levend gazon wordt amorf slib terug gestructureerde bodemaggregaten en blijft de bodemoppervlakte infiltrerend) , eventueel samengaand met regelmatige maaibeurten waardoor het sliblaagje telkens weer afgevoerd wordt.

De verordening is niet van toepassing voor wat betreft de aanleg van de voorziene verhardingen omdat het hemelwater dat op de verharding valt niet wordt opgevangen en afgevoerd, maar op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem kan infiltreren door het gebruik van waterdoorlatende materialen en/ of een infiltratie op eigen terrein in de aangrenzende groenzones.

De aanvraag voldoet aan deze stedenbouwkundige verordening op voorwaarde dat een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter.

Riolering

Het perceel is op het zoneringplan voor riolering, goedgekeurd bij Ministerieel besluit de dato 19 september 2008, gelegen in “Collectief te optimaliseren buitengebied”. Een individuele voorbehandeling (septische put) blijft noodzakelijk tot de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel.

Met betrekking tot de riolering werd de aanvraag voor advies voorgelegd aan Fluvius.

Het advies van 08/02/2022 van Fluvius is voorwaardelijk gunstig:

“Het betreft hier een eengezinswoning, hiervoor verwijzen wij graag naar www.fluvius.be/aansluitingen. 

Via het Omgevingsloket geven wij enkel advies voor appartementen, meergezinswoningen, verkavelingen en wegenis. 

Voor uw rioleringsaansluiting geven we u volgende advies

Volgens het definitief zoneringsplan ligt de woning in collectief te optimaliseren buitengebied. In deze zone wordt op termijn wel een collectieve zuivering van het vuilwater (via riolering) voorzien. De timing voor deze werken moet nog worden vastgelegd. Indien binnenkort een project van start gaat in de straat, kan u best met Fluvius contact opnemen voor de voorwaarden naar voorbehandeling van het vuilwater. In afwachting van deze collectieve afvalwaterzuivering moet het afvalwater gezuiverd worden, dit kan door alle afvalwater, zowel zwart afvalwater (toiletten) als grijs afvalwater (gootsteen, vaatwas, douche, bad, …) aan te sluiten op een septische put of door twee afzonderlijke septische putten. Het minimale putvolume voor een gezin tot vijf personen is 3.000 liter, met 600 liter per bijkomende inwoner. 

Het hemelwater van het dakoppervlakte van het bijgebouwd poolhouse of de nieuwe niet-waterdoorlatende verharding mag op het eigen terrein infiltreren in de groenzones of mag aangesloten worden op de bestaande hemelwaterput of infiltratievoorziening. Deze afwatering mag nooit rechtstreeks naar het openbaar rioleringsstelsel gebracht worden. 

Wij adviseren om bij (her)aanleg van de voortuin, de inrit en/of de privéwaterafvoer op het privéterrein een volledig gescheiden stelsel (vuilwater en hemelwater) te voorzien tot aan de rooilijn. Via een Y-koppeling kan dan aangesloten worden op de bestaande rioleringsaansluiting. De diameter van de afvoerbuis voor vuilwater (DWA) is 125 mm, voor hemelwater (RWA) is dit 160 mm. Conform Vlarem II zal bij de aanleg van een gescheiden openbaar rioleringsstelsel in de straat ook een volledige scheiding van vuilwater en hemelwater op privéterrein verplicht zijn

Voor alle andere vragen verwijzen wij graag naar onze website, www.fluvius.be of het algemeen nummer 078 35 35 34. 

Bovenstaande informatie geven we mee onder voorbehoud van latere wijzigingen. 

Mocht later bijvoorbeeld blijken dat de definitieve vermogens toch buiten de standaardnormen vallen, dan kan ons advies nog wijzigen.”

Kosten voor het voorzien / verleggen of uitbreiden van de nutsleidingen moeten gedragen worden door de aanvrager;

Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige omgevingsaanvraag zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting/ herstel op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.

Voor de uitvoering van werken op bermen, stoepen en wegen dient er voor de aanvang der werken een staat van bevinding opgemaakt te worden door de aannemer en dit in samenspraak met een afgevaardigde van het gemeentebestuur.

Watertoets

Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013,verplicht de vergunningverlenende overheid om de watertoets uit te voeren bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning. Dit decreet vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet bevat ook de omzetting van de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn.

Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. 

Het perceel grenst achteraan wel aan een overstromingsgevoelig gebied, aangegeven op de pluviale kaarten. 

Door de toename van de verharde oppervlakte wordt de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006. Dit Watertoetsbesluit werd gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2012.

Om deze reden werd advies gevraagd aan de waterbeheerder, de provinciale dienst Water en Domeinen, met betrekking tot de impact op oppervlaktewater.

Op 03/03/2022 heeft de provinciale dienst Water en Domeinen aangegeven geen advies te verstrekken:

“Voor voorliggend dossier is geen advies vereist van de afdeling Waterbeheer. 

Uit het ingevulde watertoetsinstrument (http://www.integraalwaterbeleid.be/watertoetsinstrument/) blijkt of en voor welke richtlijnen er advies nodig is van de waterbeheerder in het kader van de watertoets.”

Bijgevolg is een positieve uitspraak mogelijk indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Zoals hoger aangehaald voldoet het voorliggende ontwerp aan deze verordening op voorwaarde dat een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid mits naleving van de voorwaarden.

De aanvraag doorstaat de watertoets op voorwaarde dat een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter.

Archeologienota

Conform het Onroerenderfgoeddecreet de dato 12 juli 2013 en latere wijzigingen is geen bekrachtigde archeologienota verplicht voor de aanvraag gezien de perceeloppervlakte kleiner is dan 3 000m².

Indien men niet verplicht is tot het opstellen van een archeologienota en tijdens de uitvoering komen er toch archeologische sporen of vondsten aan het licht, dan dient de bouwheer dit te melden binnen de 3 dagen aan het agentschap Onroerend Erfgoed (www.onroerenderfgoed.be).

Overige regelgeving

Slopen

Het verwijderen van verhardingen dient te gebeuren tot in de grond en de plaats moet heringericht worden als groenzone.

Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het Vlarem II, omgevingsvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden.

Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw- , sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.

Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.

Grondverzet

Uit het ingediende dossier blijkt niet dat een grondverzet  (met aanvoer/ afvoer) van meer dan 250m³ zal plaatsvinden. De regelgeving omtrent grondverzet is niet van toepassing.

Erfdienstbaarheden / gemene muren

Vergunningen hebben een zakelijk karakter. Zij worden verleend onder voorbehoud van de op het onroerend goed betrokken burgerlijke rechten.

Het is niet de taak van de administratieve overheid zich uit te spreken over het bestaan, de interpretatie en de omvang van subjectieve rechten, zoals bijvoorbeeld het bestaan van een erfdienstbaarheid.

De aanvrager wordt erop gewezen dat omtrent de bestaande erfdienstbaarheden geen afbreuk wordt gedaan aan de burgerlijke rechten van de betrokken aanpalende eigenaars  door het afleveren van een omgevingsvergunning.

 

De aanvraag is verenigbaar met de regelgeving op voorwaarde dat een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter.

Toetsing AAN DE goede ruimtelijke ordening

OMSCHRIJVING VAN DE FEITELIJKE AANVRAAG

De aanvraag omvat het aanleggen van een zwemvijver met plantenzone en een terras, het bouwen van een  poolhouse, de regularisatie van verhardingen en plaatsen van een droogzuiging voor uitgraving van de zwemvijver.

BEOORDELING VAN DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING 

Aanvragen binnen goedgekeurde, niet vervallen verkavelingen ouder dan 15 jaar waarvan onverenigbaarheid met de stedenbouwkundige voorschriften geen grond voor weigering van de aanvraag vormt
Artikel 4.3.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat binnen de omschrijving van een goedgekeurde, niet vervallen verkavelingen ouder dan 15 jaar onverenigbaarheid van de aanvraag met de stedenbouwkundige voorschriften niet langer een grond vormt voor weigering van de aanvraag.
De hierboven vermelde goedgekeurde, niet vervallen verkaveling is goedgekeurd dd. 29/11/2004( datum aanvullen ) en dus komt de aanvraag principieel in aanmerking voor deze regeling.
 Evenwel kan de afwijking niet worden toegestaan voor wat betreft voorschriften betreffende wegenis en openbaar groen. 

Het betreft geen van deze elementen en dus kan de aanvraag niet geweigerd worden op basis van onverenigbaarheid met de voorschriften. De aanvraag dient getoetst aan de goede ruimtelijke ordening.

De aanvraag wijkt af van de verkavelingsvoorschriften voor wat betreft:

  • 1.5. Terreinaanleg

1.5.4. Inritten voor garages of parkeerterreinen moeten tot een minimum beperkt

worden, zowel in de lengte als in de breedte (zeker ter hoogte van de aansluiting op het

openbaar domein, waar een breedte van maximaal 3 meter toelaatbaar is).

De aanvraag voorziet in de regularisatie van een oprit van 6m, een verharde toegang van de erfdienstbare weg en een verharde berm over de volledige breedte van het perceel (20m)

De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:

1°         het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2°         het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen;

Omschrijving ligging en omgeving

Het perceel van de aanvraag is gelegen aan De Drij Dreven, een gemeenteweg ten noordwesten van het centrum van Zonhoven. Het perceel situeert zich tussen de rotonde aan de Vogelsancklaan/ Halveweg en de kruising met de Nieuwstraat.

De omgeving wordt gekenmerkt door voornamelijk residentiële bebouwing in open en halfopen  verband langsheen de straatzijden. Achteraan het perceel van de aanvraag bevindt zich een vrij open en groen ingevuld agrarisch gebied. Noordoostelijk bevindt zich een bedrijventerrein voor KMO’s binnen het BPA Colverenheide.

Zowel aan de linkerzijde, rechterzijde als aan de overzijde van het perceel van de aanvraag is een vrijstaande woning aanwezig.

Omschrijving van de aanvraag

De aanvrager wenst een zwemvijver met plantenzone aan te leggen alsook een poolhouse op te richten. Daarnaast wordt een terras in hout voorzien en wil men de aanwezige maar niet vergunde verhardingen regulariseren. 

Een regularisatie moet met dezelfde criteria beoordeeld worden als een nieuwe aanvraag. Het kan immers niet zijn dat de regularisatie soepeler zou beoordeeld worden om reden dat de werken reeds uitgevoerd zijn. 

Functionele inpasbaarheid in de onmiddellijke en ruime omgeving

De bestaande woonfunctie blijft behouden en de aangevraagde werken sluiten aan bij deze woonfunctie.

Mobiliteitsimpact

De interne dubbele garage blijft behouden evenals de oprit van 6m breed er naartoe. Er is geen enkele impact te verwachten op het parkeergebeuren of de verkeersgeneratie.

De schaal van de voorgenomen werken, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen

Nieuw bijgebouw/ poolhouse

Links achteraan de woning wenst men een bijgebouw/ poolhouse op te richten op 8,32m achter de achtergevel en op 2m afstand tot de linker perceelgrens volgens het inplantingsplan. Op het terreinprofiel is de inplanting voorzien op 6,88m; gelet op de afmetingen van de diverse constructies kan dit niet kloppen (het terras tussen de zwemvijver en de achtergevel van de woning zou dan 1,88m bedragen).

De breedte van het bijgebouw bedraagt 4m en de bouwdiepte 5m. Het bijgebouw is voorzien van een plat dak met een dakrandhoogte van 2,78m en 3 gesloten wanden.

De voorgevel bestaat uit een glazen wand (3m), de linker zijgevel (5m) en achtergevel (3m) worden met hout (Iroko) afgewerkt en de rechter zijgevel, gericht naar de zwemvijver, blijft open.

Er wordt best geopteerd voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label), tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren. Dit wordt meegegeven als bemerking.

Op het terrein zijn geen andere bijgebouwen aanwezig.

Het bijgebouw is aanvaardbaar.

Aanleg zwemvijver met plantenzone

Aansluitend op het (nieuwe) terras achter de woning, wordt een zwemvijver met plantenzone aangelegd. Het zwemgedeelte heeft een breedte van 4m en een lengte van 8m, de diepte zal 1,80m bedragen. Links achteraan wordt een plantenzone voorzien tussen het zwemgedeelte en het bijgebouw, met een breedte van 4m en een lengte van 3m. De diepte van deze zone bedraagt ca. 0,8m.

De zwemvijver is aanvaardbaar.

Verhardingen

Enerzijds gaat men een niet vergunde verharding in het achterliggende agrarisch gebied verwijderen, anderzijds gaat men een nieuw houten terras achteraan de woning plaatsen en wenst men de bestaande verhardingen te regulariseren zoals aangegeven op het inplantingsplan nieuwe toestand.

Wat betreft de voortuinstrook kan vastgesteld worden dat deze bijna volledig verhard is. Dit is niet aanvaardbaar. 

Per huiskavel kan 1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed aanvaard worden. Dit om de conflictzone met het wegverkeer zo beperkt mogelijk te houden.

Bijgevolg dient de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens ingeperkt te worden tot een breedte van 4m ipv 6m en dit over een perceeldiepte van 1m. De overige 7m diepte mag de inrit van 6m breed aangehouden worden aangezien er een dubbele garage aanwezig is in de woning. Ook het pad naar de inkom in klinkers kan behouden blijven.

De dolomietverharding onder de boompjes en tussen de groenaanplant dient verwijderd te worden evenals de verharding voor de erfdienstbaarheid. Deze doorgangsweg  wordt zelden tot nooit gebruikt en vanaf de zijgevel tot aan de achterliggende perceel is evenmin verharding aanwezig. In plaats van de dolomietverharding dient een groenaanleg uitgevoerd te worden; dit kan met gras of (inheemse) beplanting.

De oppervlakte  aan verharding in de voortuinstrook (136m²) zal hierdoor ca. 48m² bedragen.

De verharding in de berm, op het openbaar domein, dient volledig verwijderd te worden behoudens de oprit en toegangspad in klinkers van in totaal 4m. Er dient een grasberm in de plaats te komen.

In de linker zijtuinstrook kan de bestaande klinkerverharding (34m²) die werd aangelegd tussen de oprit en het terras achteraan behouden blijven.

In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed.

In de achtertuin kan het bestaande tegelterras achteraan de woning van 30m² en het nieuwe terras in hout van 18,5m² dat hierop aansluit aanvaard worden.

Op het gedeelte van het perceel in het woongebied met landelijk karakter, met een oppervlakte van 947m² zoals aangegeven op het verkavelingsplan (lot 11), zal in totaal 427m² aan bebouwing,  verharding en andere niet-overdekte constructies aanwezig zijn. Dit is ca. 45% van de kaveloppervlakte.

Hiermee is naar ons inzien de maximale verhardingsgraad op deze kavel bereikt.

De achterliggende grond van 528m², die weliswaar deel uitmaakt van het kadastrale perceel, doch gelegen is in agrarisch gebied kan niet meegerekend worden als groenzone bij de huiskavel. Dit gedeelte werd tevens uit de verkaveling gesloten, een kadastrale samenvoeging kan dit niet wijzigen, noch de bestemming veranderen.

Bodemreliëf

Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Het maaiveld bevindt zich 15cm boven het peil van de wegas. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de zwemvijver/ de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats.

De aanvraag voldoet aan de criteria voor de goede ruimtelijke ordening in de onmiddellijke en ruime omgeving op voorwaarde dat de verhardingen als volgt worden aangepast:

  • de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens dient ingeperkt te worden tot een breedte van 4m (1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed) en dit over een perceeldiepte van 1m;
  • De dolomietverharding in de voortuin en de berm/ het openbaar domein dient verwijderd te worden;
  • In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed;

Hiermee is de maximale verhardingsgraad op deze kavel (lot 11) bereikt.

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het bijgebouw en het terras bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

BESPREKING ADVIEZEN

  • Het advies van 08/02/2022 van Fluvius is voorwaardelijk gunstig zoals reeds hoger aangehaald (zie “Stedenbouwkundige verordeningen – riolering”). 

De gemeentelijke omgevingsambtenaren sluiten zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

  • Het advies van 10/02/2022 van de dienst Patrimonium is voorwaardelijk gunstig:

“Op het openbaar domein wordt de dolomietverharding niet vergund. Dit dient een grasberm te zijn. Op openbaar domein mag de inrit max. 3m breed zijn.”

De gemeentelijke omgevingsambtenaren sluiten zich aan bij dit advies mits enige nuancering.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies zoals hoger aangehaald, dienen gevolgd te worden waarbij de inrit 3m breed mag zijn en aansluitend een toegangspad van 1m breed mag behouden blijven. Dit resulteert in een totale breedte van de klinkerverharding op openbaar domein van 4m.

Op 03/02/2022   heeft de provinciale dienst Water en Domeinen aangegeven geen advies te verstrekken:

“Voor voorliggend dossier is geen advies vereist van de afdeling Waterbeheer.  Uit het ingevulde watertoetsinstrument (http://www.integraalwaterbeleid.be/watertoetsinstrument/) blijkt of en voor welke richtlijnen er advies nodig is van de waterbeheerder in het kader van de watertoets.”

De gemeentelijke omgevingsambtenaren sluiten zich aan bij dit advies.

Uit de bovenstaande motivering blijkt dat de schaal en het uiterlijk van de voorgenomen werken op voldoende wijze ruimtelijk inpassen in de onmiddellijke en ruime omgeving en dat de ruimtelijke draagkracht van het perceel niet overschreden wordt mits aanpassing van de verhardingen

De aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening mits volgende aanpassingen door te voeren:

  • Een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter;
  • De verhardingen dienen als volgt te worden aangepast:
    1. de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens dient ingeperkt te worden tot een breedte van 4m (1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed) en dit over een perceeldiepte van 1m;
    2. De dolomietverharding in de voortuin en de berm/ het openbaar domein dient verwijderd te worden;
    3. In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed;

Hiermee is de maximale verhardingsgraad op deze kavel (lot 11) bereikt.

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het bijgebouw en het terras bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

MILIEUTECHNISCH ADVIES

Het betreft een droogzuiging voor het uitgraven van een zwemvijver, te De Drij Dreven 14, 1ste afdeling, sectie A, perceelnummer 330R.

Voor de realisatie van de zwemvijver moet een grondwatertafelverlaging van 2 meter bekomen worden. Er zullen 8 aanzuigpunten geplaatst worden, op een diepte van max. 4 meter. 

Het gevraagde debiet bedraagt 80 m³/dag, gedurende 1 week. Dit komt neer op een jaardebiet van 560 m³.  

Indien er meer dan 10 m³/uur geloosd wordt op een gemengd stelsel, dient op voorhand een toelating bij Aquafin aangevraagd te worden.  

Het lozingspunt bevindt zich in een gracht achteraan het perceel..  

De aanvraag is realistisch en kan gunstig beoordeeld worden gezien het beperkt debiet en de beperkte tijdsduur.

Gunstig voor een bronbemaling te De Drij Dreven, voor het uitgraven van een zwemvijver, voor een debiet van 80 m³/dag, 560 m³/jaar, mits volgende voorwaarden:

  • Een goed functionerende debietsteller moet aanwezig zijn op elke pomp.   
  • De start en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via grondwater.lim.verg@vmm.be en aan de gemeentelijke dienst milieubeleid via leefmilieu@zonhoven.be.
  • De sectorale voorwaarden van Vlarem II, hoofdstuk 5.53, moeten nageleefd worden.
  • De droogzuiging wordt onmiddellijk verwijderd zodra dit bouwtechnisch mogelijk is en wordt beperkt in tijd en debiet tot het absolute, noodzakelijke, minimum. 
  • De lozing van het grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
  • Indien de stroomgroep geluidshinder vormt voor de omwonenden, moeten onmiddellijk gepaste maatregelen genomen worden om de hinder tot een absoluut minimum te beperken (eventueel overschakelen op een elektrische pomp). 
  • Het water van de droogzuiging moet geloosd worden in de achterliggende gracht.  

GECOÖRDINEERD EINDADVIES

Uit bovenstaande motiveringen blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen inzake milieu en ruimtelijke ordening, en dat het voorgestelde ontwerp verenigbaar en bestaanbaar is met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving mits het opleggen van voorwaarden

De aanvraag is vatbaar voor een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een zwemvijver met plantenzone en een terras, het bouwen van een   poolhouse, de regularisatie van verhardingen en plaatsen van een droogzuiging voor uitgraving van de zwemvijver mits het naleven van volgende voorwaarden:

  •  Een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter;
  • Voor de bronbemaling voor het uitgraven van een zwemvijver, voor een debiet van 80 m³/dag, 560 m³/jaar, dienen volgende voorwaarden nageleefd te worden:
    1. Een goed functionerende debietsteller moet aanwezig zijn op elke pomp.  
    2. De start en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via grondwater.lim.verg@vmm.be en aan de gemeentelijke dienst milieubeleid via leefmilieu@zonhoven.be.
    3. De sectorale voorwaarden van Vlarem II, hoofdstuk 5.53, moeten nageleefd worden.
    4. De droogzuiging wordt onmiddellijk verwijderd zodra dit bouwtechnisch mogelijk is en wordt beperkt in tijd en debiet tot het absolute, noodzakelijke, minimum. 
    5. De lozing van het grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
    6. Indien de stroomgroep geluidshinder vormt voor de omwonenden, moeten onmiddellijk gepaste maatregelen genomen worden om de hinder tot een absoluut minimum te beperken (eventueel overschakelen op een elektrische pomp). 
    7. Het water van de droogzuiging moet geloosd worden in de achterliggende gracht.  
  • De verhardingen dienen als volgt te worden aangepast:
    1. de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens dient ingeperkt te worden tot een breedte van 4m (1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed) en dit over een perceeldiepte van 1m;
    2. De dolomietverharding in de voortuin en de berm/ het openbaar domein dient verwijderd te worden;
    3. In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed;

Bijgevolg adviseert de omgevingsambtenaar het dossier voorwaardelijk gunstig voor het aanleggen van een zwemvijver met plantenzone en een terras, het bouwen van een  poolhouse, de regularisatie van verhardingen en plaatsen van een droogzuiging voor uitgraving van de zwemvijver, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan de aanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden:

  1. Een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter;
  2. Gunstig voor een bronbemaling te De Drij Dreven, voor het uitgraven van een zwemvijver, voor een debiet van 80 m³/dag, 560 m³/jaar, mits volgende voorwaarden:
    ° Een goed functionerende debietsteller moet aanwezig zijn op elke pomp;  
    ° De start en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via grondwater.lim.verg@vmm.be en aan de gemeentelijke dienst milieubeleid via leefmilieu@zonhoven.be;
    ° De sectorale voorwaarden van Vlarem II, hoofdstuk 5.53, moeten nageleefd worden;
    ° De droogzuiging wordt onmiddellijk verwijderd zodra dit bouwtechnisch mogelijk is en wordt beperkt in tijd en debiet tot het absolute, noodzakelijke, minimum;
    ° De lozing van het grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken;
    ° Indien de stroomgroep geluidshinder vormt voor de omwonenden, moeten onmiddellijk gepaste maatregelen genomen worden om de hinder tot een absoluut minimum te beperken (eventueel overschakelen op een elektrische pomp);
    ° Het water van de droogzuiging moet geloosd worden in de achterliggende gracht;
  3. De verhardingen dienen als volgt te worden aangepast:
    ° de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens dient ingeperkt te worden tot een breedte van 4m (1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed) en dit over een perceeldiepte van 1m;
    ° De dolomietverharding in de voortuin en de berm/ het openbaar domein dient verwijderd te worden;
    ° In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed;
    Riolering:
  4. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden en aanbevelingen opgelegd in het advies van Fluvius, zoals gevoegd in bijlage;
  5. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.
  6. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
    Terrein en gelijkgrondse berm:
  7. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
  8. De hoogstammige bomen en groenelementen, al dan niet aangegeven op het inplantingsplan, dienen behouden te blijven;
    Andere voorwaarden:
  9. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m; 
  10. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
  11. De verwijdering van verhardingen dient te gebeuren tot in de grond en de plaats moet heringericht worden als groenzone. Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het milieuvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden. Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw-, sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.
    Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.;
  12. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;
  13. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het bijgebouw en het terras bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen volgt integraal het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar van 04/05/2022 omtrent het sluiten van het openbaar onderzoek, het afwijken van de verkavelingsvoorschriften en tot het afleveren van een omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist tot het afleveren van een omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

De omgevingsvergunning omvat het aanleggen van een zwemvijver met plantenzone en een terras, het bouwen van een   poolhouse, de regularisatie van verhardingen en plaatsen van een droogzuiging voor uitgraving van de zwemvijver, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan deze omgevingsaanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden.

Artikel 3

De omgevingsvergunning wordt aldus afgegeven onder volgende voorwaarden:

  1. Een oppervlakte-infiltratie wordt aangelegd met een minimale infiltratieoppervlakte van 2,56m² en een opvangcapaciteit van minimaal 1600 liter;
  2. Gunstig voor een bronbemaling te De Drij Dreven, voor het uitgraven van een zwemvijver, voor een debiet van 80 m³/dag, 560 m³/jaar, mits volgende voorwaarden:
    ° Een goed functionerende debietsteller moet aanwezig zijn op elke pomp;  
    ° De start en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan VMM via grondwater.lim.verg@vmm.be en aan de gemeentelijke dienst milieubeleid via leefmilieu@zonhoven.be;  
    ° De sectorale voorwaarden van Vlarem II, hoofdstuk 5.53, moeten nageleefd worden;  
    ° De droogzuiging wordt onmiddellijk verwijderd zodra dit bouwtechnisch mogelijk is en wordt beperkt in tijd en debiet tot het absolute, noodzakelijke, minimum;
    ° De lozing van het grondwater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken;
    ° Indien de stroomgroep geluidshinder vormt voor de omwonenden, moeten onmiddellijk gepaste maatregelen genomen worden om de hinder tot een absoluut minimum te beperken (eventueel overschakelen op een elektrische pomp);
    ° Het water van de droogzuiging moet geloosd worden in de achterliggende gracht;
  3. De verhardingen dienen als volgt te worden aangepast:  
    ° de klinkerverharding ter hoogte van de voorste perceelgrens dient ingeperkt te worden tot een breedte van 4m (1 inrit van 3 breed en een toegangspad van 1m breed) en dit over een perceeldiepte van 1m;
    ° De dolomietverharding in de voortuin en de berm/ het openbaar domein dient verwijderd te worden;
    ° In de rechter zijtuinstrook dient de dolomiet verharding verwijderd te worden behoudens een pad langsheen de zijgevel van maximaal 1m breed;
    Riolering:
  4. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden en aanbevelingen opgelegd in het advies van Fluvius, zoals gevoegd in bijlage;
  5. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.
  6. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
    Terrein en gelijkgrondse berm:
  7. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
  8. De hoogstammige bomen en groenelementen, al dan niet aangegeven op het inplantingsplan, dienen behouden te blijven;
    Andere voorwaarden:
  9. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m; 
  10. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
  11. De verwijdering van verhardingen dient te gebeuren tot in de grond en de plaats moet heringericht worden als groenzone. Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het milieuvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden. Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw-, sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.
    Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.;
  12. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;
  13. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het bijgebouw en het terras bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.