Terug
Gepubliceerd op 31/08/2022

2022_CBS_00846 - OMV - Vergunning - Boomsteeg 73 - 2022/00038 - Goedkeuring

College van burgemeester en schepenen
di 16/08/2022 - 13:30 schepenzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johny De Raeve, burgemeester; Bram De Raeve, 1ste schepen; Frederick Vandeput, 2de schepen; Johan Vanhoyland, 3de schepen; Frank Vandebeek, 4de schepen; Johan Schraepen, 5de schepen; Ria Hendrikx, voorzitter BCSD; Kristine Kaminski, waarnemend algemeen directeur

Verontschuldigd

Bart Telen, Algemeen directeur

Secretaris

Kristine Kaminski, waarnemend algemeen directeur
2022_CBS_00846 - OMV - Vergunning - Boomsteeg 73 - 2022/00038 - Goedkeuring 2022_CBS_00846 - OMV - Vergunning - Boomsteeg 73 - 2022/00038 - Goedkeuring

Motivering

Feiten context en argumentatie

STEDENBOUWKUNDIG EN MILIEUTECHNISCH advies - verslag GEMEENTELIJKE omgevingsambtenaar

De aanvraag betreft het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning en een bijgebouw.

De aanvraag werd op 14/02/2022 ontvangen.

Op 16/03/2022 werd aanvullende informatie opgevraagd.

Op 06/04/2022 werd de gevraagde aanvullende informatie aangeleverd.

Op 04/05/2022 werd de aanvraag ontvankelijk en volledig verklaard.

De gewone vergunningsprocedure wordt gevolgd.

Er werd een openbaar onderzoek gehouden, lopende van 14/05/2022 tot en met 12/06/2022, gesloten met 0 bezwaarschriften.

HISTORIEK VAN HET EIGENDOM WAAROP DE AANVRAAG BETREKKING HEEFT

Stedenbouwkundig

  • STA/2018/00001: positief stedenbouwkundig attest op 02/10/2018 voor het verkavelen van percelen tot 2 loten voor open bebouwing;
  • OV/2019/00181: omgevingsvergunning op 01/10/2019 voor het slopen van een eengezinswoning;
  • 1304.B.874.2: omgevingsvergunning op 14/07/2020 voor het verkavelen in 2 loten voor open bebouwing en een achterliggend lot 3 (restperceel met weiland en vijvers);
  • OV/2021/00212: aanvraag omgevingsvergunning op 05/07/2021 voor het bouwen van een eengezinswoning – INGETROKKEN.

De aanvraag werd in overleg gebracht met de gemeentelijke administratie in 2021 (VB_2018_037) mbt de mogelijkheden voor afwijking van de voorschriften van het BPA en het oprichten van een bijgebouw vooraleer een hoofdgebouw voorzien wordt.

Voor onderhavige aanvraag werd geen voorontwerp ingediend.

Uit de gegevens waarover de gemeente beschikt, blijkt niet dat voor het voorwerp van de aanvraag een PV is opgesteld noch dat een meerwaarde werd opgelegd of dat op het goed een vonnis of arrest rust. Er zijn ook geen geschriften bekend waaruit zou blijken dat er wederrechtelijke werken werden uitgevoerd.

Milieu

Het perceel is niet opgenomen in het Grondeninformatieregister.

OPENBAAR ONDERZOEK

Overeenkomstig artikel 17 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hoofdstuk 3 Toepassingsgebied van de gewone en vereenvoudigde procedure, artikels 11 t.e.m. 14 van het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning, werd dit dossier volgens de gewone procedure behandeld.

Er werd bijgevolg een openbaar onderzoek gehouden.

Het openbaar onderzoek werd georganiseerd van 14/02/2022 tot en met 12/06/2022.

Er werden geen bezwaren ingediend.

ADVIEZEN

Agentschap Natuur en Bos

Watering de Herk 

Provinciale dienst Water & Domeinen

Fluvius

MILIEUEFFECTENRAPPORTAGE

De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van bijlage I, II en III van het besluit inzake projectmilieueffectrapportage van 10 december 2004 en latere wijzigingen.

STEDENBOUWKUNDIG ADVIES

TOETSING AAN DE REGELGEVING EN VOORSCHRIFTEN

OVEREENSTEMMING MET BESTEMMINGS- EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Gewestplan

Perceel 1110A van de aanvraag is volgens het geldende gewestplan Hasselt - Genk, goedgekeurd bij Koninklijk besluit op 3 april 1979, gelegen in woongebied met landelijk karakter.

Perceel 1119D van de aanvraag is volgens het geldende gewestplan Hasselt - Genk, goedgekeurd bij Koninklijk besluit op 3 april 1979, deels gelegen in woongebied met landelijk karakter en deels gelegen in natuurgebied met wetenschappelijke waarde.

De voorgestelde werken bevinden zich volledig in het woongebied met landelijk karakter.

Woongebied met landelijk karakter

De woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd “voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven”. Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet. Daarnaast kunnen eveneens de andere inrichtingen, voorzieningen en activiteiten, zoals in woongebied worden toegelaten (artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en natuurreservaten 

De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, welke nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.

Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Een gedeelte van perceel 1119D is gelegen binnen de afbakening van het gemeentelijk RUP Zonevreemde woningen dat op 27/11/2017 definitief werd vastgesteld door de gemeenteraad van Zonhoven en verscheen in het Belgisch staatsblad op 25/01/2018, binnen perimeterplan vijvergebied.

De aanvraag zelf bevindt zich niet binnen de afbakening van het gemeentelijk RUP Zonevreemde woningen. 

Bijzonder plan van aanleg

Het goed is gelegen binnen het BPA Boomsteeg, herziening op 13 februari 2007.

Het goed kreeg als bestemming:

  • Artikel 12 – zone voor open bebouwing met een ruraal karakter;
  • Artikel 24 – voortuinstrook;
  • Artikel 26 – Mantelzone tegenover het aangrenzende vijvergebied.

Verkaveling

Het goed is gekend als lot 1 binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde verkaveling, waarvan de vergunning is afgeleverd op 14/07/2020 door het college van burgemeester en schepenen en gekend is onder nummer 1304.B.874.2. De verkavelingsvergunning is voor dit perceel niet vervallen. 

De kavel kreeg als bestemming wonen met bijhorende privatieve buitenruimten, maximaal 2 wooneenheden en mogelijk 1 nevenbestemming voor vrij beroep tot maximaal 100m².

De aanvraag voldoet principieel aan de geldende bestemmingsvoorschriften maar niet aan de stedenbouwkundige voorschriften van het bijzonder plan van aanleg waarnaar binnen de verkavelingsvergunning integraal verwezen wordt.

Daarom wordt de aanvraag verder onderzocht op basis van de bepalingen van artikel 4.4.9/1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gewijzigd door het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving (zgn. Codextrein).

AFWIJKINGEN VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Handelingen sorterend onder voorschriften van een bijzonder plan van aanleg dat ouder is dan 15 jaar

Art. 4.4.9/1.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan mag bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften van een bijzonder plan van aanleg, voor zover dit plan ouder is dan vijftien jaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.

Afwijkingen kunnen niet toegestaan worden voor wat betreft wegenis, openbaar groen en erfgoedwaarden.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, kan slechts worden toegepast voor stedenbouwkundige voorschriften van bijzondere plannen van aanleg die een aanvulling vormen op:

1° de volgende gebiedsaanduidingen, vermeld in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen:

a) woongebieden, met uitzondering van woonparken;

b) industriegebieden in de ruime zin;

c) dienstverleningsgebieden;

d) gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

2° de volgende aanvullende voorschriften van het gewestplan:

a) gebieden voor service-residentie;

b) kantoor- en dienstenzones;

c) gebieden voor handelsbeursactiviteiten en grootschalige activiteiten;

d) lokale en regionale bedrijventerreinen;

e) luchthavengebonden bedrijventerreinen;

f) gebieden voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten;

g) businessparken;

h) teleport;

i) gebieden voor hoofdkwartierfunctie;

j) gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven;

k) zones voor kleinhandel en kleine en middelgrote ondernemingen;

l) kleinhandelszones;

m) zones van handelsvestigingen;

n) gebieden voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;

o) zeehavengebieden;

p) gebieden voor watergebonden bedrijven;

q) transportzones;

r) regionale gemengde zones voor diensten en handel;

s) research-, universiteits- en wetenschapsparken;

t) bedrijfsgebied met stedelijk karakter;

u) gemengde woon- en industriegebieden;

v) gemengde gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied;

w) stedelijke ontwikkelingsgebieden;

x) gebieden voor duurzame stedelijke ontwikkeling;

y) gebieden voor kernontwikkeling.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, kan niet worden toegepast voor bijzondere plannen van aanleg die voorzien in stedenbouwkundige voorschriften voor agrarisch gebied, ruimtelijk kwetsbaar gebied of recreatiegebied in afwijking van het gewestplan of voor gebieden die in uitvoering van artikel 5.6.8 van deze codex aangeduid zijn als watergevoelig openruimtegebied.

Elke aanvraag tot afwijking overeenkomstig het eerste lid, wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek.

De aanvraag wijkt af van de voorschriften van het BPA Boomsteeg herziening dd. 13/02/2007 voor wat betreft:

Deel 2.: SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN - Titel 1: WONEN

Artikel 12. Zone voor open bebouwing met een ruraal karakter

12.1. Bestemming:

  • De onbebouwde delen van een perceel gelegen in de zone voor wonen zijn enkel bestemd voor tuinen en koeren. Hierbinnen staat het behoud en de versterking van de bestaande rest- KLE (houtwallen, solitairen, ... ) voorop.

Langsheen de linker zijgevel van de nieuw te bouwen woning wordt een afrit naar de kelderverdieping aangelegd van 3m breed met een keermuur (35cm). In de kelder zijn geen autostaanplaatsen voorzien waardoor dit geen noodzakelijke toegang betreft.

12.2. Inplanting en volume van het hoofdgebouw

  • Het hoofdgebouw bestaat ofwel uit één bouwlaag met een hellend dak ofwel uit twee bouwlagen en een plat dak.

Het ontwerp voorziet 2 volwaardige bouwlagen, afgewerkt met een hellend dak.

  • In het geval van een hellend dak varieert de kroonlijsthoogte tussen de 2.50m en 4.50m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg. De nokhoogte bedraagt max. 9.50 m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

De kroonlijsthoogte varieert tussen 5,38m en 6,18m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

De nokhoogte bedraagt 11,16m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

12.3. Eisen m.b.t. een bijgebouw:

  • De oppervlakte van het vergunningsplichtige bijgebouw bedraagt max. 40m².

De oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 40,02m².

  • De dakrand of kroonlijst tussen de 2.50m en 3.00m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg tot aan de bovenkant van de kroonlijst of dakrand. De maximale nokhoogte bedraagt 6.00m. De dakvorm is vrij.

Het voorziene bijgebouw met plat dak heeft een bouwhoogte van 3,30m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg tot aan de bovenkant van de dakrand.

De aanvraag voldoet aan de afwijkingsbepalingen.

Stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater

De aanvraag valt onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 en latere wijzigingen, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De aanstiplijst geeft aan dat voor de nieuw op te richten eengezinswoning met een horizontale dakoppervlakte van 163,3m² een hemelwaterput wordt voorzien met een minimale inhoud van 5000 liter en recuperatie van het hemelwater voor het sanitair gebruik (2 toiletten) en een buitenkraan. Op de plannen wordt een hemelwaterput van 10000 liter aangegeven.

De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met een inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m². Op de plannen werd een infiltratieput aangegeven met een inhoud van 4725 liter, dit is onvoldoende!

Controleberekening

163,3m² dakoppervlakte + 93m² aan te sluiten verharde oppervlakte = 256,3m² - 60m² aftrek voor de plaatsing van een hemelwaterput van min. 5000 liter met hergebruik = 196,3m² voor berekening van de infiltratievoorziening.

Minimale inhoud infiltratievoorziening: 4907,5 liter (wordt 5000 liter)

Minimale infiltratieoppervlakte: 7,85m²

De oppervlakte en het volume van de voorzieningen voldoen aan de verordening mits de infiltratieput effectief voorzien wordt met een inhoud van min. 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m².

Hierbij dient echter opgemerkt dat het onduidelijk is waar de 93m² verharding zich situeert, de oppervlakte van de afrit bedraagt ca. 54m² (volgens plan slechts 48m², vermoedelijk zonder omvang van de keerwanden). Mogelijk worden het terras en pad in de achtertuin in niet waterdoorlatende verharding hier mee verrekend.

De verordening is niet van toepassing voor wat betreft de aanleg van de voorziene verhardingen van de oprit en parking in kiezelverharding   (ca. 66m²) en de  paden in klinkers met open voeg (25m²) omdat het hemelwater dat op de verharding valt op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem kan infiltreren. Wat betreft het terras achteraan de woning en het pad naar het bijgebouw (45m²) in een niet waterdoorlatende verharding, kan gesteld worden dat hemelwater in de naastliggende groenzone kan infiltreren.

De aanvraag voldoet aan deze stedenbouwkundige verordening mits de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met een inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m².

Riolering

Het perceel is op het zoneringplan voor riolering, goedgekeurd bij Ministerieel besluit de dato 19 september 2008, gelegen in “centrale gebied”. 

Met betrekking tot de riolering werd de aanvraag voor advies voorgelegd aan Fluvius.

Het advies van 10/05/2022 van Fluvius is voorwaardelijk gunstig:

Het betreft hier een eengezinswoning, hiervoor verwijzen wij graag naar www.fluvius.be/aansluitingen. 

Via het Omgevingsloket geven wij enkel advies voor appartementen, meergezinswoningen, verkavelingen en wegenis. 

Voor dit project is er sprake van een verkaveling en moet er voldaan zijn aan alle verkavelingsvoorwaarden.

Voor uw rioleringsaansluiting geven we u volgende advies:

  • Bij de sloop van een pand dient de bestaande huisaansluiting op het openbaar rioleringsstelsel tijdelijk buiten gebruik gesteld te worden door de aanvrager en wel op zo een manier dat de huisaansluiting water- en gronddicht afgesloten wordt en detecteerbaar blijft op eigen terrein. 
  • Bij de aanleg van een nieuwe privéwaterafvoer dient de bouwheer de bestaande rioleringsaansluiting te detecteren en te hergebruiken. De nieuwe privéwaterafvoer voor vuilwater en eventueel hemelwater dient ter hoogte van de rooilijn tot aan en niet dieper dan de bestaande huisaansluiting gebracht te worden. Ter hoogte van de bestaande huisaansluiting voorziet de bouwheer aan de rooilijn op het privéterrein aparte controleputjes, één voor de vuilwaterafvoer en één voor de hemelwaterafvoer, indien deze nog niet aanwezig zijn. Dit ontslaat de bouwheer niet van het indienen van een aanvraag tot heraansluiting op het openbaar rioleringsstelsel bij Fluvius. De aanvraag is terug te vinden op www.fluvius.be.
  • Een keldergarage/keldertoegang houdt altijd een risico van wateroverlast in de kelder in. Om de terugstuwing van het rioolwater uit het openbaar rioleringsstelsel naar de kelder te vermijden, dient het afvalwater en het hemelwater (komende van de inrit naar de keldergarage) opgepompt te worden. Het is dan ook heel belangrijk dat te allen tijde een reservepomp aanwezig is om bij uitval van een pomp deze te kunnen vervangen of nog beter beide pompen in dezelfde pompput plaatsen en ze alternerend laten pompen. Het buffervolume van de pompput en het pompdebiet dienen zodanig gedimensioneerd te zijn dat extreme buien kunnen afgevoerd worden. Het buffervolume dient zodanig te zijn dat bij uitval van de pomp ten minste de 2-jaarlijkse bui gebufferd kan worden (30 liter buffer/m² hellende inrit naar de kelder). De helling naar de keldergarage/keldertoegang wordt best zo kort mogelijk gehouden (= steile helling) zodat de oppervlakte die naar de keldergarage/keldertoegang afwatert beperkt blijft. 

Andere verhardingen of daken mogen niet aangesloten worden op de hemelwaterafvoer van de keldergarage/keldertoegang. Het opgepompte hemelwater van de inrit naar de keldergarage/keldertoegang dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening en niet rechtstreeks naar de straatriolering. De pompput in de kelder mag niet gebruikt worden voor de afvoer van grondwater (drainage). De eventuele vuilwaterafvoeren (wasmachine, uitgietbak, WC, …) in de kelderverdieping dienen op een aparte vuilwaterpomp aangesloten te worden die het vuilwater oppompt naar de vuilwaterafvoerleiding.

  • Het spoelwater van de filters van het zwembad dient bij chemische filters aangesloten te worden op de vuilwaterafvoer en moet bij zuivere biologische filters (zonder toevoeging chloor of andere chemicaliën) aangesloten worden op de infiltratievoorziening. De overloop van een buitenzwembad dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening of mag op eigen terrein in de naastliggende groenzones infiltreren. Als het zwembad in 1 keer geledigd gaat worden, dient de infiltratievoorziening hierop berekend te worden. De chloordosering dient 14 dagen voor de lediging uitgeschakeld te worden.

Voor alle andere vragen verwijzen wij graag naar onze website, www.fluvius.be of het algemeen nummer 078 35 35 34.

Bovenstaande informatie geven we mee onder voorbehoud van latere wijzigingen.

Mocht later bijvoorbeeld blijken dat de definitieve vermogens toch buiten de standaardnormen vallen, dan kan ons advies nog wijzigen.

Kosten voor het voorzien / verleggen of uitbreiden van de nutsleidingen moeten gedragen worden door de aanvrager;

Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige omgevingsaanvraag zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting/ herstel op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.

Voor de uitvoering van werken op bermen, stoepen en wegen dient er voor de aanvang der werken een staat van bevinding opgemaakt te worden door de aannemer en dit in samenspraak met een afgevaardigde van het gemeentebestuur.

Watertoets

Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013,verplicht de vergunningverlenende overheid om de watertoets uit te voeren bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning. Dit decreet vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet bevat ook de omzetting van de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn.

Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte maar het goed is wel gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied en er wordt voorzien in de bouw van ondergrondse ruimten.

Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006. Dit Watertoetsbesluit werd gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2012.

Met betrekking tot de richtlijn gewijzigd overstromingsregime en de eventuele voorwaarden voor realisatie van de ondergrondse constructies, werd de aanvraag voor advies voorgelegd aan de waterbeheerder.

Het advies van 01/06/2022 van de afdeling Waterbeheer van de provincie Limburg (ondersteunende advies verlenende instantie) is voorwaardelijk gunstig:

Ingevolge artikel 1.3.1.1 betreffende de watertoets van het decreet integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, is het nodig een wateradvies te verkrijgen van de waterbeheerder.
De waterbeheerder die dit advies officieel moet verstrekken is echter Watering De Herk.
In kader van de watertoets en/of bindende bepalingen treedt de afdeling Waterbeheer van de provincie Limburg voor dit dossier op als ondersteunende advies verlenende instantie. Dit advies werd door de provincie opgeladen in het omgevingsloket.
Aan de watering wordt gevraagd om dit advies tot het hare te maken en het advies van de afdeling Waterbeheer te bekrachtigen in het omgevingsloket.
Hierbij kan ik u meedelen dat het dossier in het kader van de watertoets voorwaardelijk gunstig beoordeeld werd. Ik verzoek u evenwel de voorwaarden in de omgevingsvergunning op te nemen zoals ze geformuleerd werden in het bijgaand advies verleend in het kader van de verkavelingsvergunning dd. 14 juli 2020. 

DEEL 1 INLICHTINGENFICHE

Ligging van het perceel:

  1. kadaster: gemeente Zonhoven, afdeling 1, sectie B, nrs. 1119E, 1111G, 1110A & 1119D
  2. adres: Boomsteeg 71
  3. gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied

Documenten

  1. aanstiplijst bij stedenbouwkundige verordening: niet bijgevoegd

Waterloop en machtiging

  1. stroomgebied van de onbevaarbare waterlopen: OUDE ROOSTERBEEK, nummer 617, categorie: 2de
  2. watering: gelegen in de Watering De Herk

DEEL 2 WATERADVIES I.V.M. DE WATERTOETS

(art. 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018)

1 Beschrijving van het watersysteem

  1. Het betreft een activiteit binnen het stroomgebied van een onbevaarbare waterloop van 2de categorie.
  2. Het perceel is volgens het gewestplan gelegen in woongebied
  3. Het perceel is daarenboven gelegen in:
  4. het bekken van de Demer
  5. het deelbekken Midden-Demer

2 Waterplannen

Het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde is van toepassing.

3 Toetsen aan de doelstellingen decreet integraal waterbeheer, gecoördineerd op 15 juni 2018 – artikel 1.2.2

De adviesvraag handelt over de richtlijn gewijzigd overstromingsregime.

Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Er mag gebouwd worden omdat de berging die verloren gaat, beperkt blijft en er dus geen bijkomende schade veroorzaakt wordt aan derden of aan het watersysteem voor zover voldaan wordt aan de onderstaande constructievoorwaarden:

  1. Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
  2. Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
  3. Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
  4. Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
  5. Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
  6. Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
  7. Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
  8. Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
  9. Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden.

DEEL 3 CONCLUSIES ONDERZOEK WATERBEHEERDER

Uit de toepassing van de nadere regels voor de toepassing van de watertoets bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, en latere wijzigingen, is gebleken dat het opdelen van gronden met een woning een verandering van de toestand van watersystemen (of bestanddelen ervan) tot gevolg heeft. Deze verandering heeft geen betekenisvol schadelijk effect op het milieu voor zover de bovenstaande constructievoorwaarden worden opgenomen in de vergunning.

Het wateradvies is dan ook voorwaardelijk gunstig.”

Het advies van 03/06/2022 van de waterbeheerder Watering De Herk is voorwaardelijk gunstig:

Watering de Herk geeft een voorwaardelijk gunstig advies.

Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Er mag gebouwd worden omdat de berging die verloren gaat, beperkt blijft en er dus geen bijkomende schade veroorzaakt wordt aan derden of aan het watersysteem voor zover voldaan wordt aan de onderstaande constructievoorwaarden:

  • Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
  • Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
  • Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
  • Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
  •  Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
  • Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
  • Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
  • Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
  • Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden. 

De watering is waterbeheerder voor dit projectgebied, maar voor zowel het advies in het kader van de bindende bepalingen in verband met de waterloop (afstandsregels en machtigingen) als het advies in het kader van de watertoets treedt de Dienst Water en Domeinen van de provincie Limburg op als ondersteunende advies verlenende instantie. De watering neemt dit advies met de hierin opgenomen beoordeling en conclusie over en maakt dit advies tot het hare.”

Onder deze voorwaarden en mits voldaan wordt aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, is het ontwerp verenigbaar met artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Zoals hoger aangehaald voldoet het voorliggende ontwerp aan deze verordening mits de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met een inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m².

Het project voldoet principieel niet aan alle voorwaarden:

  • De kelder betreft geen waterdichte kuip zonder openingen onder het vloerpeil 0 door de afrit met toegang tot de kelderverdieping.
  • De verharding in de achtertuin is voorzien in niet waterdoorlatende materialen.

Er werd echter geen negatief advies afgeleverd voor de afrit en toegang.

Hieruit dient de vergunningverlener op te maken dat de afrit en toegang aanvaardbaar zijn mits ze tot boven het maaiveld opgenomen worden in de waterdichte kuip van de kelderverdieping en dat de overige voorwaarden betreffende doorvoeren en aansluiting gevolgd dienen te worden.

Alleszins dient de aanvrager zich bewust te zijn van het risico op wateroverlast bij hevige regenval en de voorwaarden en aanbevelingen van Fluvius hieromtrent te volgen (zie “ Stedenbouwkundige verordeningen – riolering”) voor de pompinstallatie, buffervolume pompput, overige aansluitingen… Voor het overige dienen de voorwaarden van de waterbeheerder(s) gevolgd te worden.

Technische installaties (verwarmingsinstallatie, elektriciteitskast…) dienen bovengronds voorzien te worden (niet in de “technische berging” op de kelderverdieping).

Slechts onder deze voorwaarden en mits voldaan wordt aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, doorstaat de aanvraag de watertoets. 

Decretale beoordelingselementen

Art. 4.3.5. Uitgeruste weg

§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie “wonen”, “verblijfsrecreatie”, “dagrecreatie”, met inbegrip van sport, “detailhandel”, “dancing”, “restaurant en café”, “kantoorfunctie”, “dienstverlening”, “vrije beroepen”, “industrie”, “bedrijvigheid”, “gemeenschapsvoorzieningen” of “openbare nutsvoorzieningen”, kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.

De aanvraag voldoet aan deze bepaling.

Archeologienota

Conform het Onroerenderfgoeddecreet de dato 12 juli 2013 en latere wijzigingen is geen bekrachtigde archeologienota verplicht voor de aanvraag gezien de perceeloppervlakte kleiner is dan 3 000m².

Indien men niet verplicht is tot het opstellen van een archeologienota en tijdens de uitvoering komen er toch archeologische sporen of vondsten aan het licht, dan dient de bouwheer dit te melden binnen de 3 dagen aan het agentschap Onroerend Erfgoed (www.onroerenderfgoed.be).

Overige regelgeving

Decreet rookmelders

Het decreet van 10 maart 2017, houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft, bepaalt dat alle woningen in Vlaanderen moeten uitgerust worden met correct geïnstalleerde rookmelders of dienen te beschikken over een branddetectiesysteem.

De voorliggende aanvraag voldoet hieraan: er worden rookmelders geplaatst in de technische berging op de kelderverdieping, de berging gelijkvloers, de nachthal op de 1ste verdieping en de zolderruimte op de dakverdieping.

Opmerking: de plaatsing van rookmelders in ruimtes waar dampen en rookgassen gebruikelijk kunnen voorkomen (garages, keukens, badkamers en ook wasplaats) kan aanleiding geven tot valse meldingen. Hier is het meer aangewezen een hittemelder te plaatsen.

Het is aangewezen om rookmelders te plaatsen in elke ruimte waar u doorheen moet op weg naar buiten (zoals inkomhal, doorgang, nachthal, traphal…).

Energiedecreet

De aanvraag dient te voldoen aan het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere aanvullingen en wijzigingen.

Natuurdecreet

Het perceel van de aanvraag ligt gedeeltelijk binnen een natuurgebied en binnen een speciale beschermingszone zijnde vogelrichtlijngebied.

De aanvraag werd voor advies voorgelegd aan het agentschap Natuur en Bos.

Het advies van 21/06/2022 van het agentschap Natuur en Bos is voorwaardelijk gunstig:

“Onderwerp

Bouwen van een eengezinswoning

Ruimtelijke bestemming

natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, woongebieden met landelijk karakter

Beschermingsstatus

VEN: Het Vijvergebied Midden-Limburg - 433,
 Vogelrichtlijngebieden: Het Vijvercomplex van Midden-Limburg - BE2219312

Biologische waarderingskaart

kd + hr, ae°, ae, ua

Rechtsgrond

Dit advies wordt verstrekt door het Agentschap voor Natuur en Bos op basis van de volgende wetgeving:

Artikel 35. § 4 Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Bespreking aanvraag

De aanvraag betreft de bouw van een eengezinswoning met tuinhuis. Deze aanvraag blijft beperkt tot de delen van de perceel die binnen de planologische bestemming woongebieden met landelijke karakter gelegen zijn. Deze delen zijn niet bebost, zodat voor deze aanvraag geen ontbossing moet worden aangevraagd.

Een klein deel aan de achterzijde van het perceel bevindt zich in natuurgebied.

De groengebieden (waaronder ook de natuurgebieden) zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

Het Agentschap voor Natuur en Bos wenst hierover op te merken dat er geen verhardingen of constructies in het achterliggende natuurgebied opgericht kunnen worden. De natuurlijke vegetatie die aanwezig is in het gedeelde natuurgebied en VEN-gebied, dient behouden te blijven. Deze zone kan geenszins vertuind worden.

Ons Agentschap verwacht voor voorliggend project geen significante effecten op de natuurwaarden in het VEN-gebied.

Conclusie

Op basis van bovenstaande uiteenzetting verleent het Agentschap voor Natuur en Bos een gunstig advies mits naleving van de volgende voorwaarde(n):

  • Binnen de bestemming natuurgebied kunnen geen constructies, geen verharding, geen terrassen en ook geen tuinaanleg worden vergund. De bestaande natuurlijke vegetatie moet maximaal behouden blijven.
  • Alle van nature in het wild levende vogelsoorten en vleermuizen zijn beschermd in het Vlaamse Gewest op basis van het Soortenbesluit van 15 mei 2009. De bescherming heeft onder meer betrekking op de nesten van de vogels en de rustplaatsen van de vleermuizen (artikel 14 van het Soortenbesluit). Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli moet men er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten beschadigd, weggenomen of vernield worden. Bij het werken aan (oude) constructies dient men na te gaan of vleermuizen aanwezig zijn. Als nesten of rustplaatsen in het gedrang komen dient u contact op te nemen met het Agentschap voor Natuur en Bos.

De vergunningverlenende overheid kan de vergunning slechts toekennen mits naleving van deze voorwaarden.

Onderstaande direct werkende normen zijn hierbij van toepassing:

• Artikel 13 §4 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997

• Artikel 16 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997

• Artikel 26 bis Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997

• Artikel 36 ter §4 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997

• Artikel 8 Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21.10.1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 23.07.1998

Onderstaande doelstellingen of zorgplichten zijn hierbij van toepassing:

• Artikel 14 §1 Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21.10.1997

Het Agentschap voor Natuur en Bos wenst een afschrift van de beslissing over de vergunningsaanvraag te ontvangen.”

Grondverzet

Uit het ingediende dossier blijkt dat een grondverzet met afvoer van meer dan 250m³ zal plaatsvinden. De regelgeving omtrent grondverzet is van toepassing.

De aanvraag is verenigbaar met de regelgeving mits voldaan wordt aan volgende voorwaarden:

  • De aanvraag dient te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater & afvalwater door de overloop van de hemelwaterput aan te sluiten op een infiltratievoorziening met een minimale inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m²;
  • De voorwaarden en aanbevelingen van rioleringsbeheerder Fluvius dienen strikt gevolgd te worden;
  • Er dient voldaan te worden aan het decreet betreffende het integraal waterbeleid door naleving van voorwaarden de constructievoorwaarden:
  1. Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
  2. Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
  3. Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
  4. Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
  5. Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
  6. Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
  7. Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
  8. Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
  9. Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden.

De afrit en toegang aanvaardbaar zijn mits ze tot boven het maaiveld opgenomen worden in de waterdichte kuip van de kelderverdieping.

Technische installaties dienen bovengronds voorzien te worden.

  • Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Toetsing AAN DE goede ruimtelijke ordening

OMSCHRIJVING VAN DE FEITELIJKE AANVRAAG

De aanvraag omvat het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning, een bijgebouw en de inrichting van het terrein.

BEOORDELING VAN DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING 

Handelingen sorterend onder voorschriften van een bijzonder plan van aanleg dat ouder is dan 15 jaar ( dus geen RUP! )
Artikel 4.4.9/1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat in een vergunning – na een openbaar onderzoek – afwijkingen kunnen worden toegestaan van de stedenbouwkundige voorschriften van een bijzonder plan van aanleg of een wijziging ervan, voor zover dit plan ouder is dan 15 jaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag
Het hierboven genoemde bijzonder plan van aanleg is goedgekeurd dd. 13/02/2007( datum aanvullen ) en dus kan er principieel worden afgeweken van de voorschriften
Evenwel kan de afwijking niet worden toegestaan voor wat betreft wegenis, openbaar groen en erfgoedwaarden. Het betreft geen van deze elementen en dus kan de afwijking worden toegestaan. Tenslotte dient de aanvraag getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. ( Deze wordt verderop uitgevoerd )
 De aanvraag wijkt af van de voorschriften van het BPA Boomsteeg herziening dd. 13/02/2007 voor wat betreft:

Deel 2.: SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN - Titel 1: WONEN

Artikel 12. Zone voor open bebouwing met een ruraal karakter

12.1. Bestemming:

  • De onbebouwde delen van een perceel gelegen in de zone voor wonen zijn enkel bestemd voor tuinen en koeren. Hierbinnen staat het behoud en de versterking van de bestaande rest- KLE (houtwallen, solitairen, ... ) voorop.

Langsheen de linker zijgevel van de nieuw te bouwen woning wordt een afrit naar de kelderverdieping aangelegd van 3m breed met een keermuur (35cm). In de kelder zijn geen autostaanplaatsen voorzien waardoor dit geen noodzakelijke toegang betreft.

12.2. Inplanting en volume van het hoofdgebouw

  • Het hoofdgebouw bestaat ofwel uit één bouwlaag met een hellend dak ofwel uit twee bouwlagen en een plat dak.

Het ontwerp voorziet 2 volwaardige bouwlagen, afgewerkt met een hellend dak.

  • In het geval van een hellend dak varieert de kroonlijsthoogte tussen de 2.50m en 4.50m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg. De nokhoogte bedraagt max. 9.50 m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

De kroonlijsthoogte varieert tussen 5,38m en 6,18m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

De nokhoogte bedraagt 11,16m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg.

12.3. Eisen m.b.t. een bijgebouw:

  • De oppervlakte van het vergunningsplichtige bijgebouw bedraagt max. 40m².

De oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 40,02m².

  • De dakrand of kroonlijst tussen de 2.50m en 3.00m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg tot aan de bovenkant van de kroonlijst of dakrand. De maximale nokhoogte bedraagt 6.00m. De dakvorm is vrij.

Het voorziene bijgebouw met plat dak heeft een bouwhoogte van 3,30m, gemeten vanaf het gemiddelde peil van de weg tot aan de bovenkant van de dakrand.

De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:

1°         het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2°         het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen;

Omschrijving ligging en omgeving

Het perceel van de aanvraag is gelegen aan de Boomsteeg, een gemeenteweg ten zuidwesten van het centrum van Zonhoven.

Het perceel situeert zich aan het einde van de straat, ter hoogte van de aansluiting met Hendriksteeg en de Vier Wijerstraat en grenst achteraan aan het vijvergebied van De Wijers.

De omgeving wordt langsheen de Boomsteeg en Vier Wijerstraat gekenmerkt door voornamelijk residentiële bebouwing in open verband, ten zuiden en westen van het goed situeren zich vijvers en groengebied (De Wijers).

Het links aanpalende perceel werd bebouwd met een eengezinswoning met 2 bouwlagen en plat dak, het rechts aanpalende perceel betreft het thans nog onbebouwde lot 2 van dezelfde verkaveling als waarbinnen het goed van de aanvraag gelegen is.

Omschrijving van de aanvraag

Het perceel is aan de straatzijde gelegen binnen de omtrek van een vrij recente verkaveling en achteraan situeert zich een gedeelte van het terrein in natuurgebied met wetenschappelijke waarde. De bouwkavel is thans braakliggend.

De aanvraag omvat het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning, een bijgebouw en de inrichting van het terrein.

Functionele inpasbaarheid in de onmiddellijke en ruime omgeving

De vooropgestelde functie wonen sluit aan bij de woonfuncties in de omgeving.

Mobiliteitsimpact

De aanvraag voorziet in 2 open autostaanplaatsen in de voortuinstrook voor 1 woongelegenheid.

Er werd een afrit voorzien naar de kelderverdieping. Er wordt niet voorzien in een ondergrondse garage, de ruimte kan wel gebruikt worden voor het stallen van fietsen, motor… Op de afrit zelf en de oprit in de voortuin, kunnen indien nodig 4 wagens parkeren. Er is bijgevolg mogelijkheid om 6 auto’s te parkeren. 

De schaal van de voorgenomen werken, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen

De kavel heeft een totale oppervlakte van 877m². Aan de straatzijde bedraagt de breedte 17,50m, aan de achterzijde 16,85m. De keveldiepte bedraagt aan de linkerzijde 51,6m, aan de rechterzijde 50,53m.

De nieuwe woning wordt ingeplant op 8m afstand tot de voorste perceelgrens, op 4,39m afstand tot de linker perceelgrens en op 3,11m afstand tot de rechter perceelgrens.

Aan de linkerzijde van de woning wordt, deels in de zijtuinstrook, een afrit aangelegd naar de kelderverdieping. De afstand van de keerwand tot de linker perceelgrens bedraagt 1,04m.

De bouwdiepte van het hoofdgebouw bedraagt 12,75m en op 9m achter de achtergevel wordt een bijgebouw met plat dak voorzien van 40,02m², tot op 1,20m afstand tot de rechter perceelgrens.

De woning wordt traditioneel opgericht met 2 bouwlagen onder een hellend dak over een bouwdiepte van 10,75m à 9,95m met daarachter een aanbouw met plat dak met een bouwdiepte van 2m.

De kroonlijsthoogte bedraagt 5,98m, deels 5,18m. De nokhoogte is voorzien op 10,96m boven het maaiveld.

De dakrandhoogte van de aanbouw bedraagt 3,45m.

Voor de gevelafwerking kiest men voor rood genuanceerde recuperatiegevelsteen, de dakbedekking wordt uitgevoerd in donkergrijze dakpannen, het buitenschrijnwerk wordt hoofdzakelijk uitgevoerd in aluminium met zwarte kleur en deels in hout.

Ook voor het bijgebouw van 5,80m breed en 6,9m diep, worden eenzelfde gevelsteen en buitenschrijnwerk voorzien als voor het hoofdgebouw.

Het uiterlijk en het volume van de woning en het bijgebouw zijn aanvaardbaar.

Wat de verhardingen op het terrein betreft, wordt een totale oppervlakte voorzien van ca. 190m².

De klinkerverharding voor het inkompad en pad rechts langs de woning heeft een oppervlakte van 25m², de kiezelverharding van de oprit en 2 autostaanplaatsen in de voortuin bedraagt zo’n 66m², achteraan de woning wordt een terras aangelegd van 26m² alsook een pad naar het bijgebouw van 19m².

De afrit naar de kelderverdieping heeft een (niet waterdoorlatende) oppervlakte van ca. 54m².

Hierbij dient opgemerkt dat het terras en pad achteraan dient uitgevoerd te worden in een waterdoorlatende verharding, dit in navolging van de adviezen van de waterbeheerders.

Naast de bebouwde en verharde zone van in totaal zo’n 353m², resteert een oppervlakte van ca. 524m² die zal ingericht worden als groenzone met gazon en beplanting. De groenzone bedraagt zo’n 60% van de terreinoppervlakte.

Het gedeelte “bufferzone” (laatste 5m perceeldiepte) dient aangehouden als overgangszone naar het natuurgebied, dit maximaal behoud van een natuurlijke vegetatie.

De voorgestelde terreininrichting is aanvaardbaar.

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het houten schrijnwerk bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

Bodemreliëf

Het bestaande terrein ligt vooraan ca. 20cm boven het peil van de wegas waarna het afhelt tot ca. 80cm onder het peil van de wegas thv van de achterste perceelgrens.

Vanaf de voorste perceelgrens tot aan de achterzijde van het terras (in totaal zo’n 25m) is een ophoging van het terrein voorzien tot 30cm boven het peil van de wegas. De ophoging situeert zich slechts rond de bouwzone en daarachter blijft het terreinniveau behouden.

De ophoging van het bodemreliëf is slechts toegelaten tot op gelijke hoogte of tot op maximaal 30cm boven het straatniveau en mag maximaal tot op 30m achter de voorste perceelgrens uitgevoerd worden. Voorbij deze afstanden dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Een strook van 1m langsheen de perceelsgrenzen mag bij eventuele terreinwijzigingen nooit hoger gebracht worden dan het niveau van de aanpalende percelen. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen/ kelderverdieping, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats.

De aanvraag voldoet aan de criteria voor de goede ruimtelijke ordening in de onmiddellijke en ruime omgeving.

BESPREKING ADVIEZEN

  • Het advies van 10/05/2022 van Fluvius is voorwaardelijk gunstig zoals reeds hoger aangehaald (zie “Stedenbouwkundige verordeningen – riolering”). De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

  • Het advies van 01/06/2022 van de provinciale dienst Water en Domeinen is voorwaardelijk  gunstig zoals reeds hoger aangehaald (zie “Watertoets”).

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

  • Het advies van 03/06/2022 van de Watering De herk is voorwaardelijk gunstig zoals reeds hoger aangehaald (zie “Watertoets”).

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

  • Het advies van 21/06/2022 van het agentschap Natuur en Bos is voorwaardelijk gunstig zoals reeds hoger aangehaald (zie “Overige regelgeving – natuurdecreet”). De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden. 

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies, dienen gevolgd te worden.

Uit de bovenstaande motivering blijkt dat de schaal en het uiterlijk van de voorgenomen werken op voldoende wijze ruimtelijk inpassen in de onmiddellijke en ruime omgeving. De aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het houten schrijnwerk bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

MILIEUTECHNISCH ADVIES

Niet van toepassing.

EINDADVIES

Uit bovenstaande motiveringen blijkt dat de aanvraag deels in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen inzake milieu en ruimtelijke ordening, en dat het voorgestelde ontwerp  verenigbaar en bestaanbaar is met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving. 

De aanvraag is vatbaar voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning, een bijgebouw en de inrichting van het terrein mits het opleggen van voorwaarden:

  • De aanvraag dient te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater & afvalwater door de overloop van de hemelwaterput aan te sluiten op een infiltratievoorziening met een minimale inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m²;
  • De voorwaarden en aanbevelingen van rioleringsbeheerder Fluvius dienen strikt gevolgd te worden;
  • Er dient voldaan te worden aan het decreet betreffende het integraal waterbeleid door naleving van voorwaarden de constructievoorwaarden:
    • Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
    • Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
    • Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
    • Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
    • Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
    • Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
    • Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
    • Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
    • Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden.

De afrit en toegang aanvaardbaar zijn mits ze tot boven het maaiveld opgenomen worden in de waterdichte kuip van de kelderverdieping.

Technische installaties dienen bovengronds voorzien te worden.

  • Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Bijgevolg adviseert de omgevingsambtenaar het dossier voorwaardelijk gunstig voor  het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning, een bijgebouw en de inrichting van het terrein, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan de aanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden:

1. De aanvraag dient te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater & afvalwater door de overloop van de hemelwaterput aan te sluiten op een infiltratievoorziening met een minimale inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m²;

2. De voorwaarden en aanbevelingen van rioleringsbeheerder Fluvius dienen strikt gevolgd te worden;

3. Er dient voldaan te worden aan het decreet betreffende het integraal waterbeleid door naleving van voorwaarden de constructievoorwaarden:

  • Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
  • Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
  • Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
  • Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
  • Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
  • Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
  • Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
  • Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
  • Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden.
    De afrit en toegang aanvaardbaar zijn mits ze tot boven het maaiveld opgenomen worden in de waterdichte kuip van de kelderverdieping.
    Technische installaties dienen bovengronds voorzien te worden.
    4. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Riolering:

5. De initiatiefnemer handelt volgens en voldoet aan de reglementering van de nutsmaatschappijen en draagt alle kosten die noodzakelijk zijn voor aansluiting op de nutsleidingen;

6. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.

7. Voor de aansluiting van de riolering van het perceel op het openbaar rioleringsstelsel dient een toelating van Fluvius bekomen te worden;

8. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via de gemeentelijke dienst Milieu & Duurzaamheid.   Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke; 

9. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.

Terrein en gelijkgrondse berm:

10. Ophogingen van het bodemreliëf is slechts toegelaten zoals aangegeven op de plannen, tot op maximaal 30cm boven het straatniveau. De ophoging mag maximaal tot op 30m achter de voorste perceelgrens uitgevoerd worden. Voorbij deze afstanden dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Een strook van 1m langsheen de perceelsgrenzen mag bij eventuele terreinwijzigingen nooit hoger gebracht worden dan het niveau van de aanpalende percelen. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;

11. De dienst ruimtelijke ordening van het gemeentebestuur van Zonhoven dient, vóór de aanvang van de grondwerken, schriftelijk op de hoogte gesteld te worden over hoe het grondverzet zal georganiseerd worden en welke vergunningen u hiervoor bekomen hebt (terreinophogingen / tijdelijke opslag gronden);

12.Indien vastgesteld wordt bij het grondverzet dat de bodem van het perceel zou verontreinigd zijn, dient voldaan te worden aan het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO, Vl. Reg. 13 oktober 2001 en zijn latere wijzigingen);

13. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de   voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;

14. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;

15. Hoogstammige bomen die niet aangegeven zijn op het inplantingsplan en/ of als te rooien, dienen behouden te blijven;

16. Voor de aanplant van bomen, hagen… nabij perceelscheidingen, dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;

Andere voorwaarden:

17. Bij de uitvoering van de bouwwerken moet rekening gehouden worden met het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere wijzigingen;

18. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m; 

19. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);

20.Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden en opmerkingen, gesteld in het advies van het agentschap Natuur en bos, zoals gevoegd in bijlage;

21. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;

22. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het houten schrijnwerk bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen volgt integraal het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar van 05/08/2022 omtrent het sluiten van het openbaar onderzoek, het afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften en tot het afleveren van een omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist tot het afleveren van een omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

De omgevingsvergunning omvat het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning, een bijgebouw en de inrichting van het terrein, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan deze omgevingsaanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden.

Artikel 3

De omgevingsvergunning wordt aldus afgegeven onder volgende voorwaarden:

  1. De aanvraag dient te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater & afvalwater door de overloop van de hemelwaterput aan te sluiten op een infiltratievoorziening met een minimale inhoud van 5000 liter en een infiltratieoppervlakte van 8m²;
  2. De voorwaarden en aanbevelingen van rioleringsbeheerder Fluvius dienen strikt gevolgd te worden;
  3. Er dient voldaan te worden aan het decreet betreffende het integraal waterbeleid door naleving van voorwaarden de constructievoorwaarden:
  • Onder het vloerpeil mogen geen openingen in de constructie (buitenmuren, keldervloerplaat) voorzien worden.
  • Kelders en garages zijn enkel toegestaan onder het vloerpeil indien ze waterdicht worden uitgevoerd.
  • Niet-waterdicht doorvoeren van nuts- en andere leidingen onder het vloerpeil zijn verboden.
  • Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie.
  • Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld worden boven het vloerpeil.
  • Ondergrondse tanks moeten verankerd worden tegen opwaartse druk, bijvoorbeeld d.m.v. een betonnen voetplaat of dekplaat.
  • Elektrische installaties die niet waterdicht afgeschermd zijn, moeten boven het vloerpeil voorzien worden.
  • Kruipkelders onder het vloerpeil moeten overstroombaar blijven.
  • Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders kunnen uitgevoerd worden.

De afrit en toegang aanvaardbaar zijn mits ze tot boven het maaiveld opgenomen worden in de waterdichte kuip van de kelderverdieping.

Technische installaties dienen bovengronds voorzien te worden.

4. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden van het Agentschap voor Natuur en Bos.

Riolering:

5. De initiatiefnemer handelt volgens en voldoet aan de reglementering van de nutsmaatschappijen en draagt alle kosten die noodzakelijk zijn voor aansluiting op de nutsleidingen;

6. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.

7. Voor de aansluiting van de riolering van het perceel op het openbaar rioleringsstelsel dient een toelating van Fluvius bekomen te worden;

8. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via de gemeentelijke dienst Milieu & Duurzaamheid.   Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke; 

9. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.

Terrein en gelijkgrondse berm:

10. Ophogingen van het bodemreliëf is slechts toegelaten zoals aangegeven op de plannen, tot op maximaal 30cm boven het straatniveau. De ophoging mag maximaal tot op 30m achter de voorste perceelgrens uitgevoerd worden. Voorbij deze afstanden dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Een strook van 1m langsheen de perceelsgrenzen mag bij eventuele terreinwijzigingen nooit hoger gebracht worden dan het niveau van de aanpalende percelen. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;

11. De dienst ruimtelijke ordening van het gemeentebestuur van Zonhoven dient, vóór de aanvang van de grondwerken, schriftelijk op de hoogte gesteld te worden over hoe het grondverzet zal georganiseerd worden en welke vergunningen u hiervoor bekomen hebt (terreinophogingen / tijdelijke opslag gronden);

12. Indien vastgesteld wordt bij het grondverzet dat de bodem van het perceel zou verontreinigd zijn, dient voldaan te worden aan het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO, Vl. Reg. 13 oktober 2001 en zijn latere wijzigingen);

13. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de   voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;

14. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;

15. Hoogstammige bomen die niet aangegeven zijn op het inplantingsplan en/ of als te rooien, dienen behouden te blijven;

16. Voor de aanplant van bomen, hagen… nabij perceelscheidingen, dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;

Andere voorwaarden:

17. Bij de uitvoering van de bouwwerken moet rekening gehouden worden met het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere wijzigingen;

18. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m; 

19. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);

20. Er dient voldaan te worden aan de voorwaarden en opmerkingen, gesteld in het advies van het agentschap Natuur en bos, zoals gevoegd in bijlage;

21. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;

22. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Als bemerking wordt meegegeven dat er voor het houten schrijnwerk bij voorkeur geopteerd wordt voor een lokale (Europese) houtsoort uit duurzaam beheerde bossen (aangetoond met label).  Tropische houtsoorten worden best vermeden aangezien deze op vlak van ecologie zeer slecht scoren.

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.