Terug
Gepubliceerd op 21/09/2022

2022_CBS_00941 - OMV - Vergunning - Veldhinweg 21 - 2022/00120 - Gedeeltelijke goedkeuring

College van burgemeester en schepenen
di 13/09/2022 - 13:30 schepenzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johny De Raeve, burgemeester; Bram De Raeve, 1ste schepen; Frederick Vandeput, 2de schepen; Johan Vanhoyland, 3de schepen; Frank Vandebeek, 4de schepen; Johan Schraepen, 5de schepen; Ria Hendrikx, voorzitter BCSD; Bart Telen, Algemeen directeur

Secretaris

Bart Telen, Algemeen directeur
2022_CBS_00941 - OMV - Vergunning - Veldhinweg 21 - 2022/00120 - Gedeeltelijke goedkeuring 2022_CBS_00941 - OMV - Vergunning - Veldhinweg 21 - 2022/00120 - Gedeeltelijke goedkeuring

Motivering

Feiten context en argumentatie

STEDENBOUWKUNDIG EN MILIEUTECHNISCH advies - verslag GEMEENTELIJKE omgevingsambtenaar

De aanvraag betreft het bouwen van een eengezinswoning en het rooien van 2 bomen.

De aanvraag werd op 3 mei 2022 ontvangen en op 2 juni 2022 ontvankelijk en volledig verklaard.

De gewone vergunningsprocedure wordt gevolgd.

Er werd een openbaar onderzoek gehouden, lopende van 12 juni 2022 tot en met 11 juli 2022.

De eigenaars van de aanpalende percelen werden verzocht hun standpunt kenbaar te maken.

Het openbaar onderzoek werd gesloten met 1 bezwaarschrift.

HISTORIEK VAN HET EIGENDOM WAAROP DE AANVRAAG BETREKKING HEEFT

Stedenbouwkundig

Op 23 maart 2021 werd een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden afgeleverd voor het slopen van een schuilhok en het verkavelen van gronden in 2 loten voor open bebouwing.  (1318.B.874.2)

De aanvraag werd in overleg gebracht met de gemeentelijke administratie.  (VB_2019_002)

19 augustus 2021:

“Volgens art 3.4 van de verkavelingsvoorschriften dienen de bestaande hoogstammige bomen behouden te blijven en kunnen deze enkel gekapt worden onder bepaalde voorwaarden, opgesomd in dit artikel.

Bij de indiening van de omgevingsvergunningsaanvraag, waarin dan ook het kappen van de bomen wordt opgenomen, zal het advies van de Dienst Werken in eigen beheer worden ingewonnen. Er zal dan iemand van de groendienst ter plaatste gaan en oordelen.

Wij kunnen niet garanderen dat de bomen gekapt mogen worden. In feite is het voorzien van zonnepanelen niet voldoende motivatie voor de kap.

Wij wensen u erop te wijzen dat het afleveren van een vergunning te allen tijde afhankelijk is van de eigenschappen van een concreet dossier, de ruimtelijke context, het openbaar onderzoek en de in te winnen adviezen.”

24 augustus 2021:

“Het is inderdaad zo dat op het plan 'bestaande toestand' de bomen staan ingetekend en op het verkavelingsontwerp niet.

Dit betekent echter niet dat men rekening heeft gehouden met het feit dat deze bomen te dicht tegen de bouwzone zouden staan en daarom gekapt mogen worden en dat dat de reden is dat ze niet meer ingetekend staan op het plan. De verkavelingsvoorschriften primeren steeds op het verkavelingsplan.

Of het noodzakelijk is om de bomen te rooien, zal pas blijken uit het ingediend dossier en hoe de groendienst hierover zal oordelen.

Wij kunnen geen garantie bieden dat dit zal worden toegestaan.

Wij wensen u erop te wijzen dat het afleveren van een vergunning te allen tijde afhankelijk is van de eigenschappen van een concreet dossier, de ruimtelijke context, het openbaar onderzoek en de in te winnen adviezen.”

De aanvraag houdt rekening met de resultaten van het voorafgaandelijk overleg / advies.

Uit de gegevens waarover de gemeente beschikt, blijkt niet dat voor het voorwerp van de aanvraag een PV is opgesteld noch dat een meerwaarde werd opgelegd of dat op het goed een vonnis of arrest rust. Er zijn ook geen geschriften bekend waaruit zou blijken dat er wederrechtelijke werken werden uitgevoerd.

Milieu

Het perceel is niet opgenomen in het Grondeninformatieregister.

OPENBAAR ONDERZOEK

Overeenkomstig artikel 17 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hoofdstuk 3 Toepassingsgebied van de gewone en vereenvoudigde procedure, artikels 11 t.e.m. 14 van het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning, werd dit dossier volgens de gewone procedure behandeld.

Er werd bijgevolg een openbaar onderzoek gehouden.

Het openbaar onderzoek werd georganiseerd van 12 juni 2022 tot en met 11 juli 2022.

Er werd 1 bezwaar ingediend op 7 juli 2022, nl.:

“Gegeven:

Verkavelingsvoorschriften stellen duidelijk dat de bestaande hoogstammige bomen behouden moeten blijven.

Vergunningsvraag voorziet desondanks toch in een afwijking hiermee het rooien van 2 bomen.

Standpunt:

Bezwaar tegen afwijking op het verbod tot rooien van bomen. Bomen moeten behouden blijven!

Redenen:

  • Het gaat over eikenbomen die beschermd zijn en door hun omvang/hoogte en hierdoor ook een enorme natuurkundige waarde bezitten. Het zijn zeer grote eiken van hoge leeftijd met een enorme stamdiameter en zijn gelegen in ecologisch waardevol gebied waar duidelijke regels gelden om kaalslag van de natuur te voorkomen. In dit geval een verbod op het kappen van deze bomen.
  • Deze bomen zijn door hun leeftijd en omvang NIET te vervangen door enige compensatie van welke aard ook. Vier nieuwe (jonge) bomen ter compensatie willen planten is in onevenwicht met de grote natuurwaarde van de twee volgroeide decennia oude bomen met een enorme weelderige kruin. De tekening "implanting" is ook misleidend omdat de 4 nieuwe bomen aan de achterzijde van het perceel elk een stamtrek hebben ter grootte van de helft van de te vellen bomen. In realiteit zal echter een kleine stip zijn; een jonge inheemse boom vertegenwoordigt slechts een minimale fractie van zulk een monumentale eik.
  • De bomen ogen zeer gezond en hebben de uitzonderlijk zware stormwinden van dit voorjaar goed doorstaan. De bij de vergunningsvraag neergelegde motivatie tot kap van de bomen omwille van acuut gevaar is eenzijdig en tendentieus opgesteld door niet-ingewijden in deze specifieke materie; grondig professioneel onderbouwd onderzoek door een deskundige ter zake ontbreekt. Het melden van een zwam beneden op de schors ter hoogte van de grond is zeker niet hetzelfde als een ernstige aantasting van schors en houtvezels van de stam die de stabiliteit bedreigt zoals geargumenteerd. Louter op het zicht is het ook voorbarig te willen spreken over "diep" ingerotte stamwonden die tot een breuk van de boom kunnen leiden in hun tweede argument. In de nota wordt ook niet echt toegewezen welke foto of welk zichtbaar gebrek voor welke boom geldt. Het is trouwens ook erg onwaarschijnlijk dat beide bomen tegelijkertijd in zulke slechte staat zouden verkeren die een kap zouden verantwoorden; dat zou getuigen van teveel toeval in het voordeel van aanvrager. Een acuut gevaar tot stabiliteit wordt nergens onweerlegbaar aangetoond.
  • De bomen zijn onderdeel van één langgerekte bomenlijn bestaande uit allemaal eiken met een leeftijd van meer dan een halve eeuw en in die zin vormen zij een onderscheidend landschapselement en door hun groot monumentaal karakter ook een historisch bepalend uitzicht. Het verwijderen van 2 bomen midden in deze langgerekte lijn vernietigt dit landschapselement en "eeuw"-oude uitzicht.
  • Het bouwen van een eengezinswoning op het perceel wordt niet verhinderd door de aanwezigheid van beide bomen en aldus is het rooien ervan zeker geen noodzaak. Daarom moeten de bomen behouden blijven en de aanvrager moet zich aanpassen aan de bestaande toestand op het perceel. Hij was bij de aankoop van de grond op de hoogte van de aanwezigheid van zulke monumentale eiken en moet eveneens op de hoogte geweest zijn van de geldende bouwvoorschriften met een duidelijk verbod op rooien. Het is dan ook zeker niet gepast dat aanvrager desondanks toch de regels naar zijn eigen hand wil ombuigen om deze waardevolle bomen alsnog te rooien.
  • Het is spijtig vast te stellen dat het positieve van de bomen met veel schaduw en een lagere omgevingstemperatuur in de tuin in deze periode van klimaatopwarming niet kan opwegen tegen gepercipieerde nadelen. Uit de beschrijvende nota blijkt duidelijk dat het feit dat de bomen zich midden op het perceel bevinden voor de aanvrager een probleem is en naast het zgn. ziek zijn voor hem een reden is om ze te kappen. Een beetje als het NIMBY-syndroom. Dit is een kortzichtige mentaliteit uit het verleden inzake omgaan met de natuur die intussen door de klimaatwijziging en opwarming volledig achterhaald is. Trouwens in de recent gewijzigde tijdsgeest gaat ook de overheid steeds vaker in tegen deze oude mentaliteit met nieuwe (stedenbouwkundige) wetten en regels die het respect en behoud van de nog bestaande natuur zoveel als mogelijk tracht op te leggen aan de burgers. In deze context van natuurbehoud kan niet toegelaten worden dat aanvrager wil afwijken van een bestaand verbod op rooien.
  • Het rooien van beide eiken midden uit een lange rij eikenbomen kan mogelijks als precedent gelden voor de aangrenzende percelen bouwgrond om in de toekomst ook de andere overgebleven bomen te willen vellen.”

Bespreking bezwaarschrift:

De gemeentelijke omgevingsambtenaren nemen omtrent dit bezwaarschrift het volgende standpunt in:

De linker boom is aangetast door een reuzenzwam waardoor deze boom op termijn zal afsterven.

Hierdoor wordt toegestaan dat deze boom gerooid mag worden mits de aanplant van 2 inheemse bomen van minstens 2de grootte en plantmaat 16/18.

De rechter boom die het kortst gesitueerd is bij de rechter perceelgrens is een gezonde boom en dient behouden te blijven.   Er worden maatregelen opgelegd om de boom tijdens de werken maximaal te beschermen (zie bespreking externe adviezen).

Het bezwaar is dan ook gedeeltelijk gegrond.

ADVIEZEN

Agentschap Natuur en Bos

Dienst Facilitair Management

MILIEUEFFECTENRAPPORTAGE

De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van bijlage I, II en III van het besluit inzake projectmilieueffectrapportage van 10 december 2004 en latere wijzigingen.

STEDENBOUWKUNDIG ADVIES

TOETSING AAN DE REGELGEVING EN VOORSCHRIFTEN

OVEREENSTEMMING MET BESTEMMINGS- EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Gewestplan

De aanvraag is volgens het geldende gewestplan Hasselt - Genk, goedgekeurd bij Koninklijk besluit op 3 april 1979, deels gelegen in woongebied en deels in parkgebied.

De voorgestelde werken bevinden zich volledig in het woongebied.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van een goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen en latere wijzigingen).

Verkaveling

Het goed is gekend als lot 2 binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde verkaveling, waarvan de vergunning is afgeleverd op 23 maart 2021 door het college van burgemeester en schepenen.   (1318.B.874.2)

De verkavelingsvergunning is voor dit perceel niet vervallen.

De kavel kreeg als bestemming eengezinswoning.

De aanvraag voldoet principieel aan de geldende bestemmingsvoorschriften maar niet aan de verkavelingsvoorschriften. Daarom wordt de aanvraag verder onderzocht op basis van de afwijkingsbepalingen zoals voorgeschreven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de gehanteerde richtlijnen en omzendbrieven.

AFWIJKINGEN VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Beperkte afwijkingen

Art. 4.4.1.

§1. In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.

Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft:

1° de bestemming;

2° de maximaal mogelijke vloerterreinindex;

3° het aantal bouwlagen.

De aanvraag wijkt af van volgende verkavelingsvoorschriften:

  • Carport in de zijtuinstrook:

De verkavelingsvoorschriften bepalen dat een carport mag ingeplant worden in de zijtuinstrook voor zover:

  • Slechts aan één zijde van het hoofdvolume;
  • Het volume ondergeschikt blijft;
  • Aansluitend tegen het hoofdgebouw of er gedeeltelijk mee verweven
  • De doorgang naar de achterliggende tuin gevrijwaard blijft;
  • Het hemelwater van dit volume op het eigen terrein wordt opgevangen en afgevoerd;
  • Het volume terugliggend wordt voorzien t.o.v. de voorgevel van het hoofdgebouw.  Minstens op 0,50m terugliggend en maximum 1,50m terugliggend;
  • Het volume maximaal 7m diep is;
  • Het akkoord bekomen wordt van de aanpalende eigenaar.

Het ontwerp voorziet een carport in de linker zijtuinstrook.   De carport met een bouwdiepte van 6m, wordt ingeplant in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot tegen de linker perceelgrens.  De carport wordt aan de voorzijde afgesloten met een poort waardoor de doorgang naar de achterliggende tuin niet gevrijwaard blijft.

  • Rooien bomen:

De verkavelingsvoorschriften bepalen dat de bestaande hoogstammige bomen dienen behouden te blijven.

Het ontwerp voorziet het rooien van 2 bomen.

De aanvraag voldoet aan de afwijkingsbepalingen.

Stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater

De aanvraag valt onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 en latere wijzigingen, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De plannen geven aan dat voor de nieuw opgerichte woning met een horizontale dakoppervlakte van 173,81m² een hemelwaterput wordt voorzien met een inhoud van 10 000 liter en recuperatie van het hemelwater voor het sanitair gebruik en een buitenkraan. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening waarvan de oppervlakte (4,56m²) en het volume (2 850 liter) voldoen aan de verordening.

De verordening is niet van toepassing voor wat betreft de aanleg van de voorziene verhardingen omdat het hemelwater dat op de verharding valt niet wordt opgevangen en afgevoerd, maar op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem kan infiltreren.

De aanvraag voldoet aan deze stedenbouwkundige verordening.

Riolering

Het perceel is op het zoneringplan voor riolering, goedgekeurd bij Ministerieel besluit de dato 19 september 2008, gelegen in “centrale gebied”. Een individuele voorbehandelinginstallatie (septische put) moet niet aangelegd worden.

Standaardbepalingen rioleringsbeheerder Fluvius omgevingsvergunningen

Algemene bepalingen betreffende riolering en waterafvoer:

  • De aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater. 
  • Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius: www.fluvius.be. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom
  • De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).
  • Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.
  • Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

  • Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.
  • In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.
  • Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.
  • De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Keuring privéwaterafvoer

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.  Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking (een lijst kan u terugvinden op de website van Fluvius: www.fluvius.be).

Watertoets

Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013,verplicht de vergunningverlenende overheid om de watertoets uit te voeren bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning. Dit decreet vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet bevat ook de omzetting van de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn.

Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006. Dit Watertoetsbesluit werd gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2012.

Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Zoals hoger aangehaald voldoet het voorliggende ontwerp aan deze verordening. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

De aanvraag doorstaat de watertoets.

Decretale beoordelingselementen

Art. 4.3.5. Uitgeruste weg

§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie “wonen”, “verblijfsrecreatie”, “dagrecreatie”, met inbegrip van sport, “detailhandel”, “dancing”, “restaurant en café”, “kantoorfunctie”, “dienstverlening”, “vrije beroepen”, “industrie”, “bedrijvigheid”, “gemeenschapsvoorzieningen” of “openbare nutsvoorzieningen”, kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.

Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Het perceel is gelegen langs de Veldhinweg, een uitgeruste gemeenteweg.

De aanvraag voldoet aan deze bepaling.

Archeologienota

Conform het Onroerenderfgoeddecreet de dato 12 juli 2013 en latere wijzigingen is geen bekrachtigde archeologienota verplicht voor de aanvraag gezien de perceelsoppervlakte kleiner is dan 3 000m².

Indien men niet verplicht is tot het opstellen van een archeologienota en tijdens de uitvoering komen er toch archeologische sporen of vondsten aan het licht, dan dient de bouwheer dit te melden binnen de 3 dagen aan het agentschap Onroerend Erfgoed (www.onroerenderfgoed.be).

Overige regelgeving

Decreet rookmelders

Het decreet van 10 maart 2017, houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft, bepaalt dat alle woningen in Vlaanderen moeten uitgerust worden met correct geïnstalleerde rookmelders of dienen te beschikken over een branddetectiesysteem.

De voorliggende aanvraag voldoet hieraan gezien er een rookmelder geplaatst wordt in de wasplaats en de overloop.

Energiedecreet

De aanvraag dient te voldoen aan het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere aanvullingen en wijzigingen.

Grondverzet

Uit het ingediende dossier blijkt niet dat een grondverzet  (met aanvoer/ afvoer) van meer dan 250m³ zal plaatsvinden. De regelgeving omtrent grondverzet is niet van toepassing.

Erfdienstbaarheden / gemene muren

Vergunningen hebben een zakelijk karakter. Zij worden verleend onder voorbehoud van de op het onroerend goed betrokken burgerlijke rechten.

Het is niet de taak van de administratieve overheid zich uit te spreken over het bestaan, de interpretatie en de omvang van subjectieve rechten, zoals bijvoorbeeld het bestaan van een erfdienstbaarheid / het overnemen van een gemene muur.

De overeenstemming van de aanvraag met een goede ruimtelijke ordening wordt echter beoordeeld met inachtneming van beginselen als hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4 van de VCRO.

De aanvrager wordt erop gewezen dat omtrent de gemene muren/ de mandeligheid van muren / bestaande erfdienstbaarheden / erfscheidingen … geen afbreuk wordt gedaan aan de burgerlijke rechten van de betrokken aanpalende eigenaars  door het afleveren van een omgevingsvergunning / omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden / bijstelling van de omgevingsvergunning / stedenbouwkundig attest.

Dat het aangewezen is hieromtrent een (schriftelijke) overeenkomst/ akkoordverklaring te bekomen alvorens aan te vatten met de werken.

De aanvraag is verenigbaar met de regelgeving.

Toetsing AAN DE goede ruimtelijke ordening

OMSCHRIJVING VAN DE FEITELIJKE AANVRAAG

De aanvraag omvat het bouwen van een eengezinswoning en het rooien van 2 bomen.

De woning wordt ingeplant op minimum 5m achter de rooilijn / voorste perceelgrens, op 3m van de rechter perceelgrens en tegen de linker perceelgrens.

De inplanting tegen de linker perceelgrens is te wijten aan de aanplanting van een carport in de linker zijtuinstrook.

De bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt maximaal 15m en op de verdieping 9,20m.  De verdieping vangt aan op 1,40m achter de voorgevel van de woning.

De dakrandhoogte is deels gelegen op 3,40m en deels op 6,20m ten opzichte van het maaiveld.

De carport in de linker zijtuinstrook heeft een bouwbreedte van 3,30m en een bouwdiepte van 6m.

De carport wordt net als de woning uitgevoerd met een plat dak.  De dakrandhoogte is gelegen op 3,40m ten opzichte van het maaiveld.

De carport vormt één geheel met de woning.

De woning wordt uitgevoerd in een wit-grijze gevelsteen gecombineerd met zwarte gevelpanelen.

Behoudens het gebouw worden ook verhardingen voorzien.

In de voortuin wordt een inrit aangelegd alsook een toegangspad naar de voordeur van de woning.

Rondom de woning wordt een pad aangelegd en aan de rechterachterzijde van de woning wordt een niet-overdekt terras aangelegd.

De verhardingen worden uitgevoerd in waterdoorlatende klinkers en de totale oppervlakte bedraagt 62,13m².

De voorziene verhardingen zijn gebruikelijk bij een eengezinswoning en er resteert nog voldoende onverharde ruimte die ingericht kan worden als tuin/ groenzone.

De aanvraag omvat tevens het rooien van 2 eiken in de achtertuin.

Hieromtrent werd advies gevraagd aan de dienst Facilitair Management.

Uit de beschrijvende nota die aan de aanvraag werd toegevoegd blijkt dat de linker boom is aangetast door een reuzenzwam waardoor deze boom op termijn zal afsterven.

Er kan dan ook akkoord gegaan worden met het rooien van deze boom mits de aanplant van 2 nieuwe inheemse bomen van minstens 2de grootte en plantmaat 16/18.

De bomen dienen ingeplant te worden op minimum 2m van de perceelgrenzen.

De nieuwe aanplanting dient uitgevoerd te worden het 1ste plantseizoen volgend op de kapping.

Indien de boom afsterft, dient de heraanplanting herhaald te worden.  Dit wordt herhaald tot de boom aanslaat.

Bewijs van de nieuwe aanplanting (foto’s, aankoopbewijs,…) dient overgemaakt te worden aan de dienst planning en vergunningen, uiterlijk 1 maand na de nieuwe aanplant.

De andere eik, het kortst ingeplant tegen de rechter perceelgrens is een gezonde boom die ingeplant is op voldoende afstand van de achtergevel van de woning.

Door het opleggen van beschermingsmaatregelen kan deze boom behouden blijven.

Bijgevolg zal opgelegd worden dat deze boom behouden dient te blijven.

De aanvraag voldoet gedeeltelijk aan de criteria voor de goede ruimtelijke ordening in de onmiddellijke en ruime omgeving.

De aanvraag voldoet niet aan de criteria voor het rooien van 1 eik (het dichtst ingeplant bij de rechter perceelgrens).

BEOORDELING VAN DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING

De aanvraag is gelegen in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan op geldige wijze afgeweken wordt. Dit plan of die vergunning bevat voorschriften die de aandachtspunten, vermeld in art. 4.3.1 §2 1° van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, behandelen en regelen. Deze voorschriften worden geacht de criteria van de goede ruimtelijke ordening weer te geven.

De aanvraag integreert zich hierin volledig qua architectuur, materiaalgebruik en volume behoudens de gevraagde afwijkingen voor de inplanting van de carport en het rooien van bomen.

De verkavelingsvoorschriften bepalen dat een carport mag ingeplant worden in de zijtuinstrook voor zover:

  • Slechts aan één zijde van het hoofdvolume;
  • Het volume ondergeschikt blijft;
  • Aansluitend tegen het hoofdgebouw of er gedeeltelijk mee verweven
  • De doorgang naar de achterliggende tuin gevrijwaard blijft;
  • Het hemelwater van dit volume op het eigen terrein wordt opgevangen en afgevoerd;
  • Het volume terugliggend wordt voorzien t.o.v. de voorgevel van het hoofdgebouw.  Minstens op 0,50m terugliggend en maximum 1,50m terugliggend;
  • Het volume maximaal 7m diep is;
  • Het akkoord bekomen wordt van de aanpalende eigenaar.

Het ontwerp voorziet een carport in de linker zijtuinstrook.  De carport met een bouwdiepte van 6m, wordt ingeplant in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot tegen de linker perceelgrens.  De carport wordt aan de voorzijde afgesloten met een poort waardoor de doorgang naar de achterliggende tuin niet gevrijwaard blijft.

De carport is ondergeschikt aan het hoofdvolume en vormt architecturaal een geheel met de woning.

De eigenaars van het linker aangrenzende perceel tekenden de plannen mee voor akkoord.

De verkavelingsvoorschriften bepalen dat de bestaande hoogstammige bomen dienen behouden te blijven.

Het ontwerp voorziet het rooien van 2 bomen.

Hieromtrent werd advies gevraagd aan de dienst Facilitair Management.

Uit de beschrijvende nota die aan de aanvraag werd toegevoegd blijkt dat de linker boom is aangetast door een reuzenzwam waardoor deze boom op termijn zal afsterven.

Er kan dan ook akkoord gegaan worden met het rooien van deze boom mits de aanplant van 2 nieuwe inheemse bomen van minstens 2de grootte en plantmaat 16/18.

De bomen dienen ingeplant te worden op minimum 2m van de perceelgrenzen.

De nieuwe aanplanting dient uitgevoerd te worden het 1ste plantseizoen volgend op de kapping.

Indien de boom afsterft, dient de heraanplanting herhaald te worden.  Dit wordt herhaald tot de boom aanslaat.

Bewijs van de nieuwe aanplanting (foto’s, aankoopbewijs,…) dient overgemaakt te worden aan de dienst planning en vergunningen, uiterlijk 1 maand na de nieuwe aanplant.

De andere eik, het kortst ingeplant tegen de rechter perceelgrens is een gezonde boom die ingeplant is op voldoende afstand van de achtergevel van de woning.

Door het opleggen van beschermingsmaatregelen kan deze boom behouden blijven.

Bijgevolg kan slechts gedeeltelijk akkoord gegaan worden met de gevraagde afwijking.

De aanvraag voldoet gedeeltelijk aan de criteria voor de goede ruimtelijke ordening in de onmiddellijke en ruime omgeving.

BESPREKING ADVIEZEN

Op 17 juni 2022 verleende de dienst Facilitair Management een gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig advies, nl.:

“Gunstig voor de werken zoals voorgesteld op de plannen mits voldaan wordt aan volgende voorwaarden:

De meest westelijke boom, deze het dichtst bij de perceelsgrens, dient behouden te blijven. Ook dienen er tijdens de werken voldoende maatregelen genomen te worden om de boom tijdens de werken maximaal te beschermen. Volgende maatregelen moeten zeker in acht genomen worden:

  • geen materialen stapelen binnen de kroonprojectie van de boom,
  • geen grondwerken uitvoeren binnen de kroonprojectie van de boom,
  • Geen verkeer binnen de kroonprojectie om zo verdichting van de ondergrond te voorkomen,
  • Bij gebruik van bemaling ook extra maatregelen voorzien om de boom tegen uitdrogen te beschermen.
  • -......

De vier inheemse en/of klimaat robuuste bomen die aangeplant worden, zijn hoogstam bomen van minstens 2de grootte en worden aangeplant in een maat niet kleiner dan 16/18.

Volgende links kunnen een hulp zijn in het kiezen van de meest geschikte boomsoort voor de heraanplant:

  • https://www.plantvanhier.be/plantengids
  • https://bomenwijzer.be/zoeken

Volgende links kunnen een hulp zijn m.b.t. het beschermen van de te behouden boom tijdens de werken:

  • https://www.bomenstichtingdenhaag.nl/wp-content/uploads/2014/10/bescherming-bouwplaatsen-stadswerk.pdf
  • https://www.bomenstichtingdenhaag.nl/wp-content/uploads/2014/08/bouwen-en-bomen-10-geboden.pdf”

De gemeentelijke omgevingsambtenaren sluiten zich gedeeltelijk aan bij dit advies.

Gezien slechts 1 eik gerooid wordt dienen er slechts 2 nieuwe inheemse bomen aangeplant te worden i.p.v. 4.

De omgevingsambtenaar wenst bijkomend enkele voorwaarden toe te voegen aan het advies.

De bomen dienen ingeplant te worden op minimum 2m van de perceelgrenzen.

De nieuwe aanplanting dient uitgevoerd te worden het 1ste plantseizoen volgend op de kapping.

Indien de boom afsterft, dient de heraanplanting herhaald te worden.  Dit wordt herhaald tot de boom aanslaat.

Bewijs van de nieuwe aanplanting (foto’s, aankoopbewijs,…) dient overgemaakt te worden aan de dienst planning en vergunningen, uiterlijk 1 maand na de nieuwe aanplant.

Op 18 juli 2022 liet het Agentschap Natuur en Bos weten dat er voor dit project geen adviesvereiste is van het Agentschap Natuur en Bos.

Uit de bovenstaande motivering blijkt dat de schaal en het uiterlijk van de voorgenomen werken op voldoende wijze ruimtelijk inpassen in de onmiddellijke en ruime omgeving. De aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening uitgezonder het rooien van de rechter eik (ingeplant het dichtst bij de rechter perceelgrens).

MILIEUTECHNISCH ADVIES

Niet van toepassing.

GECOÖRDINEERD EINDADVIES

Uit bovenstaande motiveringen blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen inzake milieu en ruimtelijke ordening, en dat het voorgestelde ontwerp deels verenigbaar is met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving.

De aanvraag is gedeeltelijk vatbaar voor een omgevingsvergunning mits het opleggen van voorwaarden.

Bijgevolg adviseert de omgevingsambtenaar het dossier gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig.

De omgevingsambtenaar adviseert de aanvraag voorwaardelijk gunstig voor het bouwen van een eengezinswoning en het rooien van 1 eik (links) en ongunstig voor het rooien van de rechter eik (het dichtst bij de rechter perceelgrens ingeplant).

Volgende voorwaarden dienen strikt nageleefd te worden:

  1. Er dienen minimaal 2 nieuwe inheemse hoogstammige bomen aangeplant te worden in de achtertuin, van minstens 2de grootte en minstens plantmaat 16/18, op minimum 2m van de perceelgrenzen.
    De nieuwe aanplanting dient uitgevoerd te worden het 1ste plantseizoen volgend op de kapping.
    Indien de bomen afsterven, dient de heraanplanting herhaald te worden.  Dit wordt herhaald tot de bomen aanslaan.
    Bewijs van de nieuwe aanplanting (foto’s, aankoopbewijs,…) dient overgemaakt te worden aan de dienst planning en vergunningen, uiterlijk 1 maand na de nieuwe aanplant.
  2. Het advies van de dienst Facilitair Management dient gevolgd te worden omtrent de beschermingsmaatregelen voor de rechter eik (meest westelijke boom, het dichtst bij de rechter perceelgrens).
  3. De rechter eik mag niet gerooid worden zonder voorafgaandelijke omgevingsvergunning;
    Riolering:
  4. Er dient voldaan te worden aan het Algemeen Waterverkoopreglement en aanvullende voorwaarden van de netbeheerder ( zie www.fluvius.be);
  5. De initiatiefnemer handelt volgens en voldoet aan de reglementering van de nutsmaatschappijen en draagt alle kosten die noodzakelijk zijn voor aansluiting op de nutsleidingen;
  6. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.
  7. Voor de aansluiting van de riolering van het perceel op het openbaar rioleringsstelsel dient een toelating van Fluvius bekomen te worden;
  8. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via de gemeentelijke dienst Milieu & Duurzaamheid.  Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke;
  9. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
    Terrein en gelijkgrondse berm:
  10. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
  11. Indien vastgesteld wordt bij het grondverzet dat de bodem van het perceel zou verontreinigd zijn, dient voldaan te worden aan het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO, Vl. Reg. 13 oktober 2001 en zijn latere wijzigingen);
  12. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de rooilijn/ voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;
  13. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;
  14. Voor de aanplant van bomen, hagen… nabij perceelscheidingen, dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;
  15. Indien haagbeplanting aangebracht wordt op minder dan 0,50 meter van de perceelgrenzen moet alvorens de aanplanting uitgevoerd wordt, de aangrenzende(n) hun schriftelijk akkoord geven voor deze aanplanting;
    Andere voorwaarden:
  16. Bij de uitvoering van de bouwwerken moet rekening gehouden worden met het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere wijzigingen;
  17. Met betrekking tot de uitvoering van de gemene muren / erfscheidingen / aanplantingen op de scheiding, dient principieel met de buren een overeenkomst afgesloten te worden alvorens aan te vatten met de werken conform het Burgerlijk Wetboek;
  18. Bij gebrek aan een uitdrukkelijk akkoord omtrent de afwerking van de zichtbaar blijvende gevels op perceelgrens, dienen alle zichtbaar blijvende gevels binnen deze aanvraag en deze van de aangrenzende afgewerkt te worden door de laatst bouwende.  De zichtbaar blijvende gevels op perceelgrens moeten afgewerkt worden in een volwaardig gevelmateriaal.
  19. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m;
  20. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
  21. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;
  22. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.

De bezwaarindieners worden op de hoogte gebracht van de beslissing van het schepencollege.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen volgt integraal het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar omtrent het sluiten van het openbaar onderzoek, het afwijken van de verkavelingvoorschriften en tot het afleveren van een gedeeltelijke omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist tot het afleveren van een gedeeltelijke omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager. 

Het college van burgemeester en schepenen weigert de omgevingsaanvraag voor het rooien van de rechter eik (het dichtst bij de rechter perceelgrens ingeplant), zoals weergegeven op de ingediende plannen.

Het college van burgemeester en schepenen vergunt onder voorwaarden de omgevingsaanvraag voor het bouwen van een eengezinswoning en het rooien van 1 eik (links), zoals weergegeven op de ingediende plannen die als bijlage de aanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden.

Artikel 3

Volgende voorwaarden dienen strikt nageleefd te worden:

  1. Er dienen minimaal 2 nieuwe inheemse hoogstammige bomen aangeplant te worden in de achtertuin, van minstens 2de grootte en minstens plantmaat 16/18, op minimum 2m van de perceelgrenzen.
    De nieuwe aanplanting dient uitgevoerd te worden het 1ste plantseizoen volgend op de kapping.
    Indien de bomen afsterven, dient de heraanplanting herhaald te worden.  Dit wordt herhaald tot de bomen aanslaan.
    Bewijs van de nieuwe aanplanting (foto’s, aankoopbewijs,…) dient overgemaakt te worden aan de dienst planning en vergunningen, uiterlijk 1 maand na de nieuwe aanplant.
  2. Het advies van de dienst Facilitair Management dient gevolgd te worden omtrent de beschermingsmaatregelen voor de rechter eik (meest westelijke boom, het dichtst bij de rechter perceelgrens).
  3. De rechter eik mag niet gerooid worden zonder voorafgaandelijke omgevingsvergunning;
    Riolering:
  4. Er dient voldaan te worden aan het Algemeen Waterverkoopreglement en aanvullende voorwaarden van de netbeheerder ( zie www.fluvius.be);
  5. De initiatiefnemer handelt volgens en voldoet aan de reglementering van de nutsmaatschappijen en draagt alle kosten die noodzakelijk zijn voor aansluiting op de nutsleidingen;
  6. De riolering moet uitgevoerd worden zoals weergegeven op de ingediende plannen én rekening houdend met het Algemeen Waterverkoopreglement en de voorwaarden van de rioleringsbeheerder Fluvius.
  7. Voor de aansluiting van de riolering van het perceel op het openbaar rioleringsstelsel dient een toelating van Fluvius bekomen te worden;
  8. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via de gemeentelijke dienst Milieu & Duurzaamheid.  Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke;
  9. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
    Terrein en gelijkgrondse berm:
  10. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
  11. Indien vastgesteld wordt bij het grondverzet dat de bodem van het perceel zou verontreinigd zijn, dient voldaan te worden aan het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO, Vl. Reg. 13 oktober 2001 en zijn latere wijzigingen);
  12. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de rooilijn/ voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;
  13. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;
  14. Voor de aanplant van bomen, hagen… nabij perceelscheidingen, dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;
  15. Indien haagbeplanting aangebracht wordt op minder dan 0,50 meter van de perceelgrenzen moet alvorens de aanplanting uitgevoerd wordt, de aangrenzende(n) hun schriftelijk akkoord geven voor deze aanplanting;
    Andere voorwaarden:
  16. Bij de uitvoering van de bouwwerken moet rekening gehouden worden met het energiedecreet van 8 mei 2009 en het energiebesluit van 19 november 2010 en hun latere wijzigingen;
  17. Met betrekking tot de uitvoering van de gemene muren / erfscheidingen / aanplantingen op de scheiding, dient principieel met de buren een overeenkomst afgesloten te worden alvorens aan te vatten met de werken conform het Burgerlijk Wetboek;
  18. Bij gebrek aan een uitdrukkelijk akkoord omtrent de afwerking van de zichtbaar blijvende gevels op perceelgrens, dienen alle zichtbaar blijvende gevels binnen deze aanvraag en deze van de aangrenzende afgewerkt te worden door de laatst bouwende.  De zichtbaar blijvende gevels op perceelgrens moeten afgewerkt worden in een volwaardig gevelmateriaal.
  19. In de voortuinstrook mogen geen gesloten afsluitingen geplaatst worden hoger dan 1m;
  20. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
  21. Indien vastgesteld wordt dat er straatmeubilair en/of laanbeplanting aanwezig is die dienen verplaatst en/of verwijderd te worden voor de uitvoering van deze vergunning, of bij de ingebruikname van het project, en er voor aanvang van de werken geen toelating bekomen wordt tot het verplaatsen van het straatmeubilair, moet er een gewijzigde vergunning aangevraagd worden die rekening houdt met het straatmeubilair en/of de laanbeplanting;
  22. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.

Artikel 4

De bezwaarindieners worden op de hoogte gebracht van de beslissing van het schepencollege.