Terug
Gepubliceerd op 01/02/2023

2023_CBS_00081 - OMV - Vergunning - Hortstraat 24 - 2022/00220 - Goedkeuring

College van burgemeester en schepenen
di 24/01/2023 - 13:30 schepenzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johny De Raeve, burgemeester; Bram De Raeve, 1ste schepen; Frederick Vandeput, 2de schepen; Johan Vanhoyland, 3de schepen; Frank Vandebeek, 4de schepen; Johan Schraepen, 5de schepen; Ria Hendrikx, voorzitter BCSD; Bart Telen, Algemeen directeur

Secretaris

Bart Telen, Algemeen directeur
2023_CBS_00081 - OMV - Vergunning - Hortstraat 24 - 2022/00220 - Goedkeuring 2023_CBS_00081 - OMV - Vergunning - Hortstraat 24 - 2022/00220 - Goedkeuring

Motivering

Feiten context en argumentatie

STEDENBOUWKUNDIG EN MILIEUTECHNISCH advies - verslag GEMEENTELIJKE omgevingsambtenaar

De aanvraag betreft het slopen van het bestaande bijgebouw en bouwen van een vrijstaand bijgebouw.

De aanvraag werd op 09/09/2022 ontvangen en op 07/10/2022 ontvankelijk en volledig verklaard.

De gewone vergunningsprocedure wordt gevolgd.

Er werd een eerste openbaar onderzoek gehouden, lopende van 17/10/2022 tot 25/10/2022, vervroegd stopgezet naar aanleiding van een wijzigingsverzoek dat op 24/10/2022 aanvaard werd.

Er werd een tweede openbaar onderzoek gehouden, lopende van 7/11/2022 tot en met 06/12/2022, gesloten met 0 bezwaarschriften.

HISTORIEK VAN HET EIGENDOM WAAROP DE AANVRAAG BETREKKING HEEFT

Stedenbouwkundig

  • 1953/00070: bouwvergunning op 14/07/1953 voor het bouwen van een woonhuis;
  • 2007/10656: stedenbouwkundige vergunning op 30/05/2007 voor het verbouwen van een woning;
  • 2013/00020/SPLITSING: Artikel 5.2.2 - splitsing van het perceel 380B/02 om een deel (1a01ca) te voegen bij perceel 379g
  • 2021/00141: omgevingsaanvraag op 25/04/2021 voor het bouwen van een garage/ werkplaats met overdekt terras – onontvankelijk op 20/05/2021(medewerking architect vereist);

De aanvraag werd in overleg gebracht met de gemeentelijke administratie op 28/05/2020 (VB_2020_149).

Vraag:

We hebben een oude schuur in de tuin staan, en willen die afbreken en een nieuwe (grotere) schuur bouwen. Waar moeten we op letten bij het laten tekenen en voor de aanvraag van de vergunning? m.a.w.: wat mag en wat mag niet?

Kunnen we die richtlijnen ergens online vinden, of kunt U die ons via mail bezorgen? Of is het makkelijker als we een keer bij het gemeentehuis langskomen?

We willen eigenlijk iets bouwen van ongeveer 150-200m2

Antwoord dienst 28/05/2020

Dat is een heel grote oppervlakte.

Zonder ontwerp kunnen wij daar moeilijk een uitspraak over doen.

Maar ik vrees dat deze oppervlakte veel te groot is.

Wat is de functie, de hoogte, de inplanting,… van het bijgebouw?

Indien het bijgebouw in het agrarisch gebied wordt opgericht dient het advies van Landbouw ook gevraagd te worden.

U kan best een voorontwerp overmaken ter aftoetsing.

Wij wensen u erop te wijzen dat het afleveren van een vergunning te allen tijde afhankelijk is van de eigenschappen van een concreet dossier, de ruimtelijke context, het openbaar onderzoek en de in te winnen externe adviezen.

Er is een vrijstelling van vergunning voor het plaatsen van een vrijstaand bijgebouw in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrenzen of in de achtertuin tot op 1 meter van de perceelsgrenzen. De vrijstaande bijgebouwen kunnen in de achtertuin ook op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden als ze tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht worden en als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt. De totale oppervlakte blijft beperkt tot maximaal 40 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande vrijstaande bijgebouwen. De maximale hoogte is beperkt tot 3,5 meter.

Het bijgebouw dient volledig opgericht te worden binnen een straal van 30 meter van de vergunde woning.

De aanvraag houdt gedeeltelijk rekening met de resultaten van het voorafgaandelijk advies. De oppervlakte zoals men oorspronkelijk vooropstelde werd gereduceerd.

Uit de gegevens waarover de gemeente beschikt, blijkt niet dat voor het voorwerp van de aanvraag een PV is opgesteld noch dat een meerwaarde werd opgelegd of dat op het goed een vonnis of arrest rust. Er zijn ook geen geschriften bekend waaruit zou blijken dat er wederrechtelijke werken werden uitgevoerd.

Uit het aanvraagdossier en de gegevens waarover de gemeente beschikt (luchtfoto…) blijkt dat op het perceel van de aanvraag constructies aanwezig zijn, waarvoor geen vergunning verleend werd. Het betreft het bestaande bijgebouw en de verhardingen naar dit bijgebouw. Binnen de vergunning dd. 30/05/2007 werd immers aangegeven dat de garage zou afgebroken worden, de verhardingen werden vooraan de woning voorzien. In de overwegingen die geleid hebben tot de beslissing dd. 30/05/2007 wordt volgende aangehaald: “Overwegende dat de beplanting en de parkings grotendeels aangelegd worden op een perceel wegoverschot van het gemeentebestuur. Overwegende dat aldus naar bestemming en uitvoering toe, het voorliggend dossier in overeenstemming is met de bestemming op het gewestplan na het verwerven van een gedeelte van het voorliggend perceel sectie A, nr.394K”. De vergunning werd afgeleverd op voorwaarde dat “de werkzaamheden worden beperkt tot deze die gelegen zijn op het perceel 394K”.

De gevraagde verbouwings- en uitbreidingwerken aan de woning werden wel uitgevoerd. Aangezien vergunningen afgeleverd worden op basis het geheel van de aanvraag en “zoals aangegeven op de bijgevoegde plannen”, kan men er niet zomaar voor opteren om te verwijderen constructies te behouden.

Deze wederrechtelijk opgerichte constructies werden opgenomen in de huidige aanvraag als te herbouwen/ te behouden.

Milieu

Het perceel is niet opgenomen in het Grondeninformatieregister.

OPENBAAR ONDERZOEK

Overeenkomstig artikel 17 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en hoofdstuk 3 Toepassingsgebied van de gewone en vereenvoudigde procedure, artikels 11 t.e.m. 14 van het besluit tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning, werd dit dossier volgens de gewone procedure behandeld.

Er werd bijgevolg een openbaar onderzoek gehouden.

Er werd een eerste openbaar onderzoek gehouden, lopende van 17/10/2022 tot 25/10/2022, vervroegd stopgezet naar aanleiding van een wijzigingsverzoek dat op 24/10/2022 aanvaard werd.

Er werd een tweede openbaar onderzoek gehouden, lopende van 7/11/2022 tot en met 06/12/2022.

Er werden geen bezwaren ingediend.

ADVIEZEN

Departement Landbouw en Visserij

Dienst Contractmanagement

Dienst Facilitair Management

MILIEUEFFECTENRAPPORTAGE

De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van bijlage I, II en III van het besluit inzake projectmilieueffectrapportage van 10 december 2004 en latere wijzigingen.

STEDENBOUWKUNDIG ADVIES

TOETSING AAN DE REGELGEVING EN VOORSCHRIFTEN

OVEREENSTEMMING MET BESTEMMINGS- EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Gewestplan

Het perceel van de aanvraag is volgens het geldende gewestplan Hasselt - Genk, goedgekeurd bij Koninklijk besluit op 3 april 1979, deels gelegen in woongebied met landelijk karakter en deels gelegen in agrarisch gebied. 

De voorgestelde werken bevinden zich, na de planwijziging van 24/10/2022, volledig in het woongebied met landelijk karakter.

Woongebied met landelijk karakter

De woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd “voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven”. Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet. Daarnaast kunnen eveneens de andere inrichtingen, voorzieningen en activiteiten, zoals in woongebied worden toegelaten (artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

Agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven.

Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300m van een woongebied of op ten minste 100m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg, noch in een ruimtelijk uitvoeringsplan, noch in een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

De aanvraag voldoet principieel aan de geldende bestemmingsvoorschriften.

Stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater

De aanvraag valt onder de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 en latere wijzigingen, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De aanstiplijst en plannen geven aan dat voor het nieuw op te richten bijgebouw met een horizontale dakoppervlakte van 70m² een infiltratieput wordt voorzien met een inhoud van 2000 liter en een infiltratieoppervlakte  van 4,1m².

De verordening is niet van toepassing voor wat betreft de aanleg van de voorziene verhardingen omdat het hemelwater dat op de verharding valt niet wordt opgevangen en afgevoerd, maar op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem kan infiltreren door het gebruik van waterdoorlatende materialen (kiezel en waterdoorlatende klinkers).

De aanvraag voldoet aan deze stedenbouwkundige verordening.

Riolering

Het perceel is op het zoneringplan voor riolering, goedgekeurd bij Ministerieel besluit de dato 19 september 2008, gelegen in “centrale gebied”. 

Met betrekking tot de riolering dienen volgende voorwaarden en opmerkingen gevolgd te worden:

  • Kosten voor het voorzien / verleggen of uitbreiden van de nutsleidingen moeten gedragen worden door de aanvrager;
  • Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige omgevingsaanvraag zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting/ herstel op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
  • Voor de uitvoering van werken op bermen, stoepen en wegen dient er voor de aanvang der werken een staat van bevinding opgemaakt te worden door de aannemer en dit in samenspraak met een afgevaardigde van het gemeentebestuur.
  • Standaardbepalingen rioleringsbeheerder Fluvius omgevingsvergunningen

Algemene bepalingen betreffende riolering en waterafvoer:

  1. De aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater. 
  2. Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius: www.fluvius.be. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom
  3. De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).
  4. Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.
  5. Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

  1. Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.
  2. In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.
  3. Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.
  4. De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Keuring privéwaterafvoer

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.  Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking (een lijst kan u terugvinden op de website van Fluvius: www.fluvius.be).

Specifieke bepalingen betreffende riolering en waterafvoer voor dit bouwproject:

  • Niet overdekte terrassen of opritten te verwachten of op plan ingetekend
    Volgens de GSV “hemelwater” dient een gescheiden stelsel voorzien te worden: de afvoer van het buitenterras/oprit dient aangesloten te worden op de overloop van de hemelwaterput, op een infiltratievoorziening of dient in de naastliggende groenzones af te wateren.
  • Bij uitbreiding of bijkomende bebouwing dient het regenwater volledig gescheiden te blijven tot aan het lozingspunt
    Volgens de GSV “hemelwater” dient een gescheiden stelsel voorzien te worden. Als de afvoer van het hemelwater noodzakelijk is ( bv. niet op eigen terrein geïnfiltreerd wordt, … ) dan dient verplicht het hemelwater minstens tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater.
  • Infiltratievoorziening voorzien of niet voorzien maar wel verplicht
    Volgens de GSV hemelwater, dient voor de verharding en dakoppervlakte een infiltratievoorziening toegepast te worden.
    Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimum 25 liter per vierkante meter referentieoppervlakte te bedragen. De grondwaterstand dient nagegaan te worden. Het buffervolume dient zich volledig tussen de gemiddelde grondwaterstand en het peil van de noodoverlaat te bevinden. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 4 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte te bedragen.
    De eventuele noodoverloop dient voldoende hoog voorzien te worden, en niet dieper dan 30 cm onder het laagste deksel of aangesloten kolk, zodat de noodoverlaat zich boven de hoogste grondwaterstand bevindt. Deze noodoverlaat dient te allen tijde inspecteerbaar en bereikbaar te zijn (bv. onder een deksel). Er wordt enkel een aansluiting met max. diam. 160 mm als overloop van de infiltratievoorziening toegestaan. We raden tevens aan om op de overloop van de infiltratievoorziening een terugslagklep te plaatsen.
    Indien een hemelwaterput gebouwd wordt dient de overloop van de hemelwaterput aangesloten te worden op de toevoer naar de infiltratievoorziening.

Watertoets

Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013,verplicht de vergunningverlenende overheid om de watertoets uit te voeren bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning. Dit decreet vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet bevat ook de omzetting van de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn.

Het voorliggende bouwproject heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006. Dit Watertoetsbesluit werd gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2012.

Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Zoals hoger aangehaald voldoet het voorliggende ontwerp aan deze verordening. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

De aanvraag doorstaat de watertoets.

Archeologienota

Conform het Onroerenderfgoeddecreet de dato 12 juli 2013 en latere wijzigingen is geen bekrachtigde archeologienota verplicht voor de aanvraag gezien de perceeloppervlakte kleiner is dan 3 000m².

Indien men niet verplicht is tot het opstellen van een archeologienota en tijdens de uitvoering komen er toch archeologische sporen of vondsten aan het licht, dan dient de bouwheer dit te melden binnen de 3 dagen aan het agentschap Onroerend Erfgoed (www.onroerenderfgoed.be).

Overige regelgeving

Slopen

De afbraak/ verwijdering van de bestaande bijgebouwen dient te gebeuren tot in de grond en de vrijgekomen ruimte dient ingericht te worden als groenzone voor zover geen nieuwe constructies voorzien worden.

Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het Vlarem II, omgevingsvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden.

Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw- , sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.

Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.

Grondverzet

Uit het ingediende dossier blijkt niet dat een grondverzet  (met aanvoer/ afvoer) van meer dan 250m³ zal plaatsvinden. De regelgeving omtrent grondverzet is niet van toepassing.

Erfdienstbaarheden

Vergunningen hebben een zakelijk karakter. Zij worden verleend onder voorbehoud van de op het onroerend goed betrokken burgerlijke rechten.

Op het perceel is een erfdienstbaarheid van doorgang aanwezig van 3m breed.

Het is niet de taak van de administratieve overheid zich uit te spreken over het bestaan, de interpretatie en de omvang van subjectieve rechten, zoals bijvoorbeeld het bestaan van een wettelijke erfdienstbaarheid.

De aanvrager wordt erop gewezen dat omtrent de bestaande erfdienstbaarheden geen afbreuk wordt gedaan aan de burgerlijke rechten van de betrokken aanpalende eigenaars  door het afleveren van een omgevingsvergunning.

Dat het aangewezen is hieromtrent een (schriftelijke) overeenkomst/ akkoordverklaring te bekomen alvorens aan te vatten met de werken.

De aanvraag is verenigbaar met de regelgeving.

Toetsing AAN DE goede ruimtelijke ordening

OMSCHRIJVING VAN DE FEITELIJKE AANVRAAG

De aanvraag omvat het slopen van het bestaande bijgebouw en bouwen van een nieuw vrijstaand bijgebouw en aanleg van verhardingen.

BEOORDELING VAN DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING 

De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:

1°         het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

2°         het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen;

Omschrijving ligging en omgeving

Het perceel van de aanvraag is gelegen aan de Hortstraat, een gemeenteweg ten noordwesten van het centrum van Zonhoven.

De omgeving wordt gekenmerkt door voornamelijk residentiële lintbebouwing in open en halfopen  verband.

Het achterste gedeelte van het terrein maakt deel uit van een vrij open en groen ingericht agrarisch gebied.

Omschrijving van de aanvraag

Het perceel van de aanvraag grenst niet aan de openbare weg. Tussen de weg en het perceel van de aanvraag bevindt zich een perceel grond in eigendom van de gemeente Zonhoven. Het gaat om een historisch gegroeide situatie.

De aanvraag omvat het slopen van het bestaande bijgebouw, bestaande uit diverse bouwvallige onderdelen aanwezig in een onvergunde toestand.

Bij de aanvraag voor verbouwen/ uitbreiden van de woning, vergund anno 2007, werd aangegeven dat de bijgebouwen verwijderd zouden worden, wat niet is gebeurd.

Na het slopen van de bestaande bijgebouwen, wenst men een nieuw bijgebouw op te richten op nagenoeg dezelfde plaats, binnen het woongebied en met een oppervlakte van 70m².

De functie garage vereist tevens de aanleg van verhardingen.

Functionele inpasbaarheid in de onmiddellijke en ruime omgeving

Het bijgebouw wordt aangevraagd als garage/ tuinberging.

Beide functies zijn gebruikelijk voor een woningbijgebouw. 

Mobiliteitsimpact

De aanvraag voorziet in 1 garage en tot 4 open staanplaatsen zijn mogelijk op de voorliggende oprit, dit voor 1 woongelegenheid.

Binnen de gemeente Zonhoven wordt er gestreefd naar 1 inrit per huiskavel, met een maximum breedte van 3m ter hoogte van de rooilijn.  Bovendien wordt door de inplanting van de garage, in de achtertuin, een lange inrit (en dus veel verharding) gecreëerd.  De oprit heeft een breedte van 5m. Deze breedte dient dan ook, over de volledige lengte van de inrit, beperkt te worden tot max. 3m.  Dit wordt opgelegd als vergunningsvoorwaarde.

De schaal van de voorgenomen werken, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen

Het aangevraagde bijgebouw van 70m², met als functie garage en tuinberging, wordt ingeplant op 9,27m à 10,50m afstand tot de achtergevel van de woning, de zijgevel evenwijdig met de linker perceelgrens op een afstand van 3,50m van deze grens. Ter hoogte van de voorgevel is een knik in de perceelgrens aanwezig, daar bedraagt de afstand 2,67m.

De afstand tot de openbare weg bedraagt 33,5m.

De achtergevel bevindt zich tot aan de grens met het agrarische gebied.

De garage/ tuinberging heeft een bouwbreedte van 7m en een bouwdiepte van 10m.

Het bijgebouw wordt uitgevoerd met een zadeldak met een kroonlijsthoogte van 2,95m tegenover het maaiveld en een nokhoogte 5,90m.  Door de inplanting vormt de dakvorm geen hinder t.o.v. het aanpalend perceel.

Het bijgebouw krijgt een gevelafwerking in geelgrijs genuanceerde gevelsteen, de dakbedekking wordt uitgevoerd met grijze dakpannen en het buitenschrijnwerk is voorzien in PVC met grijze kleur.

De omvang van het bijgebouw is niet gebruikelijk voor een woningbijgebouw in de achtertuin. De garage is voorzien voor 1 auto maar krijgt een breedte van 7m. Hierdoor kan het bijgebouw ook functioneren als tuinberging.  Achteraan is ruimte voor het stallen van fietsen en een zitmaaier (af te leiden uit de poort in de achtergevel).  Gezien door de inplanting van één ruimer bijgebouw verschillende functies gebundeld worden, en gezien de grootte van de huiskavel, is de oppervlakte van het bijgebouw aanvaardbaar.

Het perceel van de aanvraag heeft een totale oppervlakte van 2721m². 

Het gedeelte van het perceel dat gelegen is in het woongebied met landelijk karakter (incl. het perceel van de gemeente) heeft een oppervlakte van zo’n 940m².

De bestaande woning heeft een oppervlakte van 192m², het aangevraagde bijgebouw heeft een oppervlakte van 70m². 

Het terras achteraan de woning heeft een oppervlakte van 63,8m², de oppervlakte van de oprit/ paden in kiezelverharding bedraagt 182,3m².

Het totaal aan bebouwde en verharde oppervlakte na de werken zou ca. 508m² bedragen.

Ongeveer 54% van het terrein binnen woongebied wordt verhard/ bebouwd met het gevraagde. Gezien de oprit beperkt dient te worden tot max. 3m breedte, wordt de footprint beperkt tot ongeveer 418m², wat neerkomt op een footprint van ongeveer 45% binnen woongebied. Dit is aanvaardbaar, zeker gezien de zeer ruime huiskavel.

Bodemreliëf

De aanvraag voorziet geen wijzigingen van het terreinniveau. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats.

De aanvraag voldoet aan de criteria voor de goede ruimtelijke ordening in de onmiddellijke en ruime omgeving.

BESPREKING ADVIEZEN

  • Het eerste advies van 14/10/2022, op basis van de oorspronkelijke aanvraag van 09/09/2022, van het departement Landbouw en Visserij was ongunstig:

Het Departement Landbouw en Visserij heeft uw in het onderwerp vermelde adviesaanvraag vanuit landbouwkundig standpunt onderzocht en formuleert er om de volgende redenen een ongunstig advies bij.

Het betreffende perceel is volgens het gewestplan deels gelegen binnen woongebied met landelijk karakter en deels binnen agrarisch gebied.

De aanvraag omvat het bouwen van een vrijstaand bijgebouw met een oppervlak van circa 70m² en een maximale hoogte van 5,75m.

De betreffende woning heeft een diepere voorbouwlijn dan de woningen in de omgeving, gelet op de voorliggende gemeentegrond. Het bijgebouw wordt deels binnen het agrarisch gebied opgericht. Een duidelijke scheidingslijn van de 50m-woonzone wordt het inplantingsplan niet weergegeven.

De aangevraagde nieuwbouw is in strijd met de agrarische gebiedsbestemming, aangezien het gevraagde niet in functie staat van enige professionele landbouwactiviteit.

Uit de berichtgeving van de vergunningverlenende overheid bij de adviesvraag blijkt dat de aanvraag tevens niet voldoet aan de basisrechten voor zonevreemde constructies (art 4.4.17 en 4.4.18 VCRO). Op basis van de aangeleverde dossierstukken dient te worden vastgesteld dat het bouwvolume verder toeneemt t.o.v. de bestaande toestand, waarvan de vergunningstoestand bij het Departement Landbouw en Visserij niet gekend is.

Het Departement Landbouw en Visserij benadrukt dat de mogelijkheden inzake het oprichten van vrijstaande bijgebouwen binnen agrarisch gebied beperkt zijn tot de bepalingen van het vrijstellingenbesluit. Dit besluit bepaalt dat het oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen beperkt is tot maximaal 40m² en een maximale hoogte van 3,5m. Het voorgestelde voldoet daar niet aan.

Gelet op bovenstaande overwegingen wordt er vanuit het Departement Landbouw en Visserij een ongunstig advies verleend voor deze aanvraag. Het gevraagde is in strijd met de agrarische gebiedsbestemming en voldoet niet aan de decretale afwijkingsmogelijkheden.

Daarnaast wordt vastgesteld dat aan de linkerzijde van het perceel een recht van doorgang is gevestigd met een breedte van 3m naar het achterliggende perceel 392a. Op basis van het inplantingsplan wordt het nieuwe bijgebouw minstens op 2,93m ingeplant waardoor de breedte van de erfdienstbaarheid wordt gereduceerd ter hoogte van de knik in de perceelgrens waar net voldoende manoeuvreerruimte (en dus een grotere breedte) aanwezig dient te zijn.

Op basis van dit ongunstige advies, werd een wijzigingsaanvraag ingediend en op 24/10/2022 aanvaard.

De inplanting van het bijgebouw werd hierbij gewijzigd.

Er werd opnieuw advies gevraagd aan het departement Landbouw en Visserij.

Het tweede advies van 09/11/2022, op basis van de gewijzigde plannen van 24/10/2022, van het departement Landbouw en Visserij  voorwaardelijk gunstig:

Het Departement Landbouw en Visserij heeft uw in het onderwerp vermelde adviesaanvraag in kader van het wijzigingsverzoek vanuit landbouwkundig standpunt onderzocht en formuleert onderstaand voorwaardelijk gunstig advies bij. 

De inplantingsplaats van het nieuwe bijgebouw werd aangepast. Het vrijstaand bijgebouw werd circa 1,23m dichter bij de woning opgericht. Op basis van het nieuw aangeleverd inplantingsplan situeert het bijgebouw zich volledig binnen de woonzone. Bijgevolg valt voorliggende aanvraag niet meer onder de adviesbevoegdheid van het Departement Landbouw en Visserij. Het betreft hier eerder een afweging van een goed nabuurschap en het vrijwaren van de gevestigde erfdienstbaarheid die in breedte wordt verminderd.

Bijkomend wordt op basis van de nieuw beschikbare luchtfoto (2022) vastgesteld dat achteraan op het perceel recent een bijgebouw (tuinberging?) werd opgericht.

Foto’s: zie advies in bijlage. 

Niet-vergunde constructies binnen agrarisch gebied dienen worden opgeruimd aangezien de aanvraag niet in functie staat van enige professionele landbouwactiviteit.

In voorliggende aanvraag wordt reeds meer dan een gangbaar oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen opgericht voor een strikt louter residentieel gebruik. Voor de tuinberging achteraan, binnen agrarisch gebied, ten behoeve van het hobbymatig tuinieren bestaat geen juridische vergunningsgrond.

Uw vergunning dient als voorwaarde op te leggen om de niet-vergunde constructies binnen agrarisch gebied op te ruimen.”

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

De voorwaarden en opmerkingen gesteld in het advies zoals hoger aangehaald, dienen gevolgd te worden.

  • Het advies van 20/10/2022 van de dienst Facilitair Management is gunstig. 

De gemeentelijke omgevingsambtenaar sluit zich aan bij dit advies.

  • De dienst Contractmanagement heeft op 10/10/2022 aangegeven geen advies af te leveren.

Uit de bovenstaande motivering blijkt dat de schaal en het uiterlijk van de voorgenomen werken op voldoende wijze ruimtelijk inpassen in de onmiddellijke en ruime omgeving. De aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.

MILIEUTECHNISCH ADVIES

Niet van toepassing.

EINDADVIES

Uit bovenstaande motiveringen blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen inzake milieu en ruimtelijke ordening, en dat het voorgestelde ontwerp verenigbaar is met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving, mits voorwaarden. 

Bijgevolg adviseert de omgevingsambtenaar het dossier gunstig voor het bouwen van een nieuw vrijstaand bijgebouw en aanleg van verhardingen, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan de aanvraag zijn verbonden, mits voorwaarden:

  1. De breedte van de inrit dient over de volledige lengte beperkt te worden tot max. 3m.
    Riolering:
  2. Er dient voldaan te worden aan het Algemeen Waterverkoopreglement en aanvullende voorwaarden van de netbeheerder ( zie www.fluvius.be); algemene voorwaarde voor riolering
  3. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via het Omgevingsloket ( zie https://www.omgevingsloketvlaanderen.be/melding-stedenbouwkundige-handelingen-en-exploitatie-van-ingedeelde-inrichting-of-activiteit ). Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke; 
  4. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
    Terrein en gelijkgrondse berm:
  5. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
  6. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de  voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;
  7. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;
  8. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
  9. Het advies van het Departement Landbouw & Visserij, zoals als bijlage hierbij gevoegd wordt, dient integraal gevolgd te worden;
  10. De afbraak van de constructies dient te gebeuren tot in de grond en de plaats moet hersteld worden in de vorige toestand. Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het milieuvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden. Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw-, sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.
    Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.;
  11. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies van de gemeentelijk stedenbouwkundige ambtenaar van 19/01/2023 omtrent het sluiten van het openbaar onderzoek en tot het vergunnen van de omgevingsaanvraag.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist tot het afleveren van een omgevingsvergunning met voorwaarden aan de aanvrager.

De omgevingsvergunning omvat het bouwen van een nieuw vrijstaand bijgebouw na het slopen van de bestaande bijgebouwen en aanleg van verhardingen, zoals voorgesteld op de voorgebrachte plannen die als bijlage aan deze omgevingsaanvraag zijn verbonden en voor zover rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden.

Artikel 3

De omgevingsvergunning wordt aldus afgegeven onder volgende voorwaarden:

    1. De breedte van de inrit dient over de volledige lengte beperkt te worden tot max. 3m.
      Riolering:
    2. Er dient voldaan te worden aan het Algemeen Waterverkoopreglement en aanvullende voorwaarden van de netbeheerder ( zie www.fluvius.be); algemene voorwaarde voor riolering
    3. Bij het gebruik van een droogzuiging voor het realiseren van de werken, dient voldaan te worden aan de Vlarem meldingsplicht via het Omgevingsloket ( zie https://www.omgevingsloketvlaanderen.be/melding-stedenbouwkundige-handelingen-en-exploitatie-van-ingedeelde-inrichting-of-activiteit ). Niet verontreinigd bemalingswater moet bij voorkeur opnieuw in de bodem gebracht worden. Wanneer dit redelijkerwijze niet mogelijk is, moet geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor het hemelwater. Indien de droogzuiging aangesloten moet worden op de openbare riolering dient hiervoor een toelating bekomen te worden. Indien een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is in de straat kan, indien niet anders mogelijk, de tijdelijke aansluiting enkel op het RWA-riool . De droogzuiging dient daarenboven beperkt te worden in tijd tot het hoogstnoodzakelijke; 
    4. Aanpassingen aan inrichtingen, constructies of beplantingen op het openbaar domein naar aanleiding van deze of toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn steeds ten laste van de aanvrager. Alle kosten naar aanleiding van een heraanplanting en/ of herstelwerken op/ aan het openbaar domein, uitgevoerd naar aanleiding van een omgevingsaanvraag van een particulier, blijven ten laste van de aanvrager.
      Terrein en gelijkgrondse berm:
    5. Aangezien er geen wijzigingen van het terreinniveau voorzien zijn in de aanvraag, dient het bestaande terreinniveau behouden te blijven. Alle overtollige grond die vrijkomt bij het graven van de funderingen, dient verwijderd te worden via een erkende grondwerker of naar een erkende grondreinigingsplaats;
    6. Uitgezonderd de inrit met een breedte van 3 meter, dient het perceel ter hoogte van de  voorste perceelgrens, ontoegankelijk te worden gemaakt voor voertuigen. Het hemelwater van de inrit dient opgevangen te worden op eigen terrein en mag niet afgevoerd worden naar de openbare weg. Naast de inrit dient een ruimte beschikbaar te zijn voor een mogelijk groenzone en infiltratie van het afvloeiend hemelwater;
    7. De verharding van de inrit moet, in de gelijkgrondse berm, uitgevoerd worden in een vast, kleinschalig materiaal, waterdoorlatend aangelegd (geen gebroken steenslag). De gelijkgrondse berm moet als groenzone behouden te blijven behoudens de toegestane inrit. Het verhogen van de gelijkgrondse berm is altijd verboden;
    8. De bouwheer dient, conform artikel 8 van het decreet op het archeologisch patrimonium de dato 30 juni 1993 en zijn latere wijzigingen, elk roerend of onroerend goed dat hij vindt of vermoedt gevonden te hebben, te melden binnen de 3 dagen aan het Onroerend Erfgoed Limburg, Hendrik Van Veldekegebouw, Koningin Astridlaan 50 bus 1 te 3500 Hasselt (www.onroerenderfgoed.be/een-vondst-melden);
    9. Het advies van het Departement Landbouw & Visserij, zoals als bijlage hierbij gevoegd wordt, dient integraal gevolgd te worden;
    10. De afbraak van de constructies dient te gebeuren tot in de grond en de plaats moet hersteld worden in de vorige toestand. Aan de afbraak is geen milieuvergunningsplicht verbonden, wel dient rekening gehouden te worden met de wettelijke verplichtingen opgenomen in het milieuvergunningsdecreet, het bodemsaneringsdecreet en het materialendecreet. Vooraleer te starten met de afbraakwerken dienen de constructies volledig ontruimd te worden. De afvalstoffen die vrijkomen bij de afbraakwerken dienen selectief ingezameld te worden. Alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in open lucht dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II, hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw-, sloop- en infrastructuurwerken”, indien deze uitgevoerd worden door een aannemer.
      Het verwijderen van asbest dient te gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II Beheersing van asbest, hoofdstuk 6.4.;
    11. De aanvrager is ertoe verplicht het college van burgemeester en schepenen op de hoogte te brengen van het begin van de stedenbouwkundige handelingen en/of exploitatie(s);

    Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen.