Terug
Gepubliceerd op 20/11/2024

2024_VB_00174 - Klacht ACOD: klacht over de kwalificatie van de eerste en de laatste verplaatsing van de dagtaak van personeel van de thuiszorgdiensten als dienstverplaatsingen - conclusie ABB - Kennisneming

Vast Bureau
di 12/11/2024 - 13:30 schepenzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johny De Raeve, burgemeester; Bram De Raeve, 1ste schepen; Frederick Vandeput, 2de schepen; Johan Vanhoyland, 3de schepen; Frank Vandebeek, 4de schepen; Ria Hendrikx, voorzitter BCSD; Bart Telen, algemeen directeur

Verontschuldigd

Johan Schraepen, 5de schepen

Secretaris

Bart Telen, algemeen directeur
2024_VB_00174 - Klacht ACOD: klacht over de kwalificatie van de eerste en de laatste verplaatsing van de dagtaak van personeel van de thuiszorgdiensten als dienstverplaatsingen - conclusie ABB - Kennisneming 2024_VB_00174 - Klacht ACOD: klacht over de kwalificatie van de eerste en de laatste verplaatsing van de dagtaak van personeel van de thuiszorgdiensten als dienstverplaatsingen - conclusie ABB - Kennisneming

Motivering

Feiten context en argumentatie

De medewerkers van de thuisdiensten moeten normaal gezien naar het OCMW-gebouw komen om in en uit te tikken bij het begin en einde van de werkdag.  Maar omdat hun werk uitsluitend bij de gezinnen thuis gebeurt, is er bij wijze van gunst toegelaten dat ze rechtstreeks naar het gezin mogen gaan.  Deze regeling wordt al  toegepast sinds de opstart van deze dienst in 1977.  Onze motivatie om deze verplaatsingen niet te vergoeden als dienstverplaatsingen is gebaseerd op deze gunstmaatregel.  De verplaatsing die de betrokken personeelsleden maken tussen twee gezinnen vergoeden we wel als dienstverplaatsing en is ook werktijd.

We betalen geen vergoeding voor de woon-werkverplaatsingen van de thuisdiensten omdat de regelgeving hier niet éénduidig in is. Onze helpsters werken met vaste gezinnen en volgens het vonnis (Namen – 19/524/A), wordt beoordeeld dat verschillende werkplaatsen, vastgesteld op basis van een vastgesteld jaarlijks schema, vaste plaatsen van tewerkstelling zijn. Dit is ook de interpretatie van FOD Financiën.

Maar anderzijds zijn er ook voorbeelden waarin het wel toegekend wordt. 

Om het verschil tussen de verschillende personeelsgroepen zo klein mogelijk te maken (zie ook het project ‘administratieve gelijkschakeling personeel’) zijn we hier nog niet in meegegaan. Indien we dit wel gaan toepassen, gaan helpsters die verder weg wonen een veel grotere vergoeding krijgen dan helpsters die dichtbij wonen en ook ten opzichte van overige personeelsleden die van ver moeten komen en helemaal geen vergoeding krijgen.

Merk op dat het ACOD enkel spreekt over de thuiszorgdiensten. Een personeelslid van een andere dienst, dat bijvoorbeeld als standplaats Tentakel of de gemeentelijke werkplaatsen heeft en voor een overleg naar het gemeentehuis (briefing) moet komen, zal de woon-werkverplaatsing dan ook als dienstreis kunnen registreren.

Update 9 oktober 2024:

Het ABB concludeert voor de personeelsleden van de thuis(zorg)diensten het volgende:

- Het personeelslid moet zich normaal gezien eerst op de standplaats aandienen (=woon-werkverkeer).  Het personeelslid zal zich vervolgens moeten begeven naar de plaats van tewerkstelling (=dienstverplaatsing).

- De verplaatsingen tussen de verschillende adressen zijn dienstverplaatsingen.

- Om het de personeelsleden gemakkelijker te maken en hen niet te verplichten om dagelijks eerst naar de standplaats te moeten rijden, kunnen de besturen kiezen voor een praktische oplossing en de personeelsleden onmiddellijk naar de plaats van tewerkstelling sturen (=dienstverplaatsing).

Indien een bestuur de betrokken personeelsleden van de thuis(zorg)diensten niet eerst naar de standplaats stuurt, maar rechtstreeks naar de plaats van tewerkstelling, moeten deze verplaatsingen in het licht van het BVR RPR bijgevolg worden beschouwd als dienstverplaatsingen.

Uit onderzoek van de klacht en de toelichting van uw bestuur blijkt dat het de personeelsleden van de thuis(zorg)diensten van de woonplaats rechtstreeks naar het eerste gezin stuurt i.p.v. eerst naar de standplaats (en omgekeerd op het einde van de dag). Uw bestuur beschouwt deze verplaatsingen als woon-werkverkeer. Uit bovenstaande toelichting blijkt echter dat deze verplaatsingen in het licht van het BVR RPR als dienstverplaatsingen moeten worden gekwalificeerd. Zoals vermeld, past uw bestuur deze regeling bijgevolg fout toe.

Gelet op het voorgaande, verzoek ik uw bestuur met aandrang om de regelgeving rond dienstreizen en woon-werkverkeer correct toe te passen.

Bijkomende informatie vanuit HR-Management:

Als we de betrokken personeelsleden niet eerst naar de standplaats (OCMW-gebouw) laten komen moeten we dit beschouwen als dienstverplaatsingen, volgens ABB.  Hierdoor hebben ze recht op een verplaatsingsvergoeding bij gebruik van eigen voertuig (aangezien er al een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer is, gaat dit enkel over de verplaatsing met de eigen wagen).  Maar als we dit als dienstverplaatsing zien, dan geldt hier ook dat deze verplaatsing onder arbeidstijd valt.  Hun werkdag begint dan al te lopen vanaf dat ze bij hun thuis naar hun klant vertrekken.  Het ABB spreekt zich echter niet uit over de arbeidstijd, maar je kan een dienstverplaatsing niet loskoppelen van arbeidstijd.
Dit zorgt voor een aanzienlijke verhoging van de verplaatsingsvergoedingen en zorgt er anderzijds ook voor dat er minder tijd bij de gezinnen gewerkt kan worden.  Iemand die een kwartier doet over de verplaatsing van de woonplaats naar het gezin verliest zo een half uur per werkdag bij het gezin. Ook andere personeelsleden van andere diensten vallen dan onder deze regeling indien ze in een gemeentelijk gebouw anders dan hun standplaats hun werkdag beginnen of eindigen.  Hoe verder een personeelslid van Zonhoven woont, hoe hoger de vergoeding.  De overige personeelsleden die naar hun standplaats komen, krijgen dan geen verplaatsingsvergoeding.  Dit staat haaks op ons initiatief om zoveel mogelijk verschillen tussen de verschillende personeelsleden weg te werken via het project 'administratieve gelijkheid personeel'.

Als we de betrokken personeelsleden eerst naar de standplaats (OCMW-gebouw) laten komen, dan begint de arbeidstijd te lopen vanaf dat ze intikken en vergoeden we alle verplaatsingen naar de gezinnen.  De afstand wordt dan berekend van de standplaats naar het gezin in plaats vanaf de woonplaats naar het gezin.
Dit zorgt in de praktijk voor een moeilijk op te maken werkplanning voor de dienst.  De ene medewerker kan met de (elektrische) fiets de verplaatsing maken, de andere te voet, de andere met de eigen wagen.  Ook hier zullen de kosten voor de verplaatsingsvergoedingen sterk stijgen.  Bij deze regeling zullen de verschillen tussen de betrokken personeelsleden minder groot zijn.

Als we de verplaatsing van de standplaats (OCMW-gebouw) naar de klant vergoeden, zonder dat ze hiervoor moeten intikken.  Dan creëren we geen grote verschillen tussen de betrokken personeelsleden. De arbeidstijd begint pas bij aankomst bij de klant.

Samengevat:

Optie 1: we passen de strikte interpretatie van ABB toe en betalen het woon-werkverkeer (vanaf de woonplaats personeelslid tot het eerste en laatste gezin) van de betrokken personeelsleden uit, zonder arbeidstijd toe te kennen.  De arbeidstijd begint te lopen vanaf dat ze bij het gezin starten.

Optie 2: we laten de betrokken personeelsleden aan het begin en op het einde van de werkdag naar hun standplaats (OCMW-gebouw) komen voor de tijdregistratie.  Ze tikken hier in en dan begint de arbeidstijd en de dienstverplaatsingen te lopen.

Optie 3: we betalen de verplaatsing van de standplaats (OCMW-gebouw) naar het gezin aan het begin en einde van de werkdag zonder dat ze hiervoor naar hun standplaats moeten komen, de werktijd begint te tellen bij het gezin.

We hebben een rondvraag gedaan bij andere gemeentebesturen die nog thuisdiensten hebben.  Hieronder een overzicht van de verkregen informatie:

Bij gemeente Lummen passen ze de strikte interpretatie van ABB toe en vergoeden ze het woon-werkverkeer enkel van de thuisdiensten, zonder hierbij arbeidstijd te geven.  Hun thuisdiensten zijn een aparte entiteit binnen hun organisatie en ze hebben dit ingevoerd zonder aanvullende interne communicatie.

Bij gemeente Heusden-Zolder vergoeden ze het woon-werkverkeer van de thuisdiensten niet.

Bij gemeente Leopoldsburg hebben ze de thuisdiensten een aantal jaren geleden overgedragen aan Familiehulp.  Wel zijn de statutaire personeelsleden van die dienst op hun payroll blijven staan.  Zij krijgen ook geen vergoeding voor het woon-werkverkeer.

Bij gemeente Diepenbeek passen ze de strikte interpretatie van ABB toe en vergoeden ze het woon-werkverkeer enkel van de thuisdiensten, zonder hierbij arbeidstijd te geven.

Bij gemeente Maasmechelen vergoeden ze het woon-werkverkeer van de thuisdiensten niet.

Besluit

Het vast bureau beslist:

Artikel 1

Het vast bureau neemt kennis van de conclusie van ABB.